Bijgewerkt : 21-05-2023

zondag invocavit 2004 (29 februari) te Winschoten-Pekela-Wildervank-
Groningen  in de Lutherse kerk te Winschoten, Vissersdijk 70,  10 uur. Organiste: Ingrid Noack.
Kerkelijke tijd: 40-dagentijd, kleur paars.

 

 

 

 

 

 

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de Naam van de Heer

die hemel en aarde gemaakt heeft.


Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten, woorden en daden.
Het is onze schuld, onze eigen grote schuld.

Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven
en ons te bevrijden van alles wat verkeerd is. Amen

De Almachtige  God schenke ons zijn genade
Amen

Zo lief had God deze wereld, dat  Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Onze introïtus deze zondag invocavit, Roept men Mij aan, Ik antwoord, zingen we uit met psalm 67 helemaal.


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt


Zondagsgebed
Lieve God, hoor ons gebed, als wij tot U roepen,
deze morgen, dit moment, en elke dag van ons leven.
Hoor ons, en leer ons luisteren naar U, door Uw Geest, opdat wij zijn gericht op U alleen.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament  Deuteronomium 5: 6 - 22.

Er voor: Mozes, aan het eind van zijn leven, terwijl het volk op het punt staat het beloofde land in te trekken, dat hijzelf niet betreden mag, alleen maar zien, herinnert het volk aan de wetgeving bij de Horeb, aan het begin van hun tocht, hoe de Heer zei:
6. Ik (ben) de Aanwezige, jullie God, die jullie heb uit-geleid uit het land Egypte, uit het huis der knechting;
7. Geen andere / vreemde goden zullen jullie hebben naast Mij (of: in plaats van Mij)...
8. Je zult je ook geen afgodsbeeld maken – wat voor gelijkenis ook van iets boven in de hemel, of van iets beneden op aarde, of van iets in de watermassa’s onder de aarde...
9. Jullie zullen ze geen goddelijke eer geven, en je zult ze niet dienen, want Ik, de Aanwezige, jullie God, Ik ben een God die maatregelen neemt, die kinderen straft voor zonde van ouders, drie, ja vier generaties van wie Mij vijandig zijn...
10. ...die (als Schepper) vriendelijk ben voor duizenden (generaties) die van Mij houden en Mijn opdrachten uitvoeren... 
11. Je zult de Naam van de Aanwezige niet met iets slechts verbinden, want de Aanwezige houdt niemand voor onschuldig, die Zijn Naam met iets slechts verbindt.
12. Om te bewaken is de rustdag, om die als heilig te beschouwen, precies zoals de Aanwezige, jullie God, heeft geboden.
13. Zes dagen kun je werken (wat je wilt), en dan kun je al je zaken afhandelen.
14. De zevende dag (is een) rustdag, een sabbat, die afkomstig is van de Aanwezige, je God, dan handel je geen enkele zaak af, jij, noch je zoon of je dochter, of je knecht, of je werkvrouw, of je os, of je ezel, of  welk stuk vee ook, of de vreemdeling binnen je poorten, zodat je knecht en je werkvrouw net zo goed rust hebben als jijzelf.
15. Ja, je herinnert je dat je knecht geweest bent in het land Egypte, en dat de Aanwezige je God je heeft laten wegtrekken, daarvandaan, met harde hand en vol vermogen... daarom heeft de Aanwezige, jullie God, je bevolen zaak te maken van de sabbatsdag!
16. Heb groot respect voor je vader en voor je moeder, zoals de Aanwezige, je God, je heeft bevolen! Zodoende zul je lang leven, en zul je goede dagen hebben op de grond die de Aanwezige, je God, je nu gaat schenken.
17. Je zult niet doden (in een gevecht).
18. Je zult niet overspelig wezen.
(Je zult de relatie niet kapot maken.)
19. Je zult niet stelen of bedriegen.
20. Je zult als getuige van je naaste niets slechts zeggen.
21. En je zult de vrouw van je naaste niet willen hebben.
22. Ook zul je niet verlangen naar het huis van je naaste, zijn akker, zijn knecht of werkvrouw, zijn os of ezel, of wat dan ook dat van je naaste is.


We willen zingen, met Israël: psalm 34: 1 en 9


Epistel .Romeinen 10: 8 - 13.
In dit hoofdstuk gaat het over de gerechtigheid uit het geloof, u weet wel: het keerpunt in het geloof van Maarten Luther, die hier ontdekte dat hij niet gered werd door de goede werken, maar dat God ons vrijspreekt op grond van het geloof.
Zelf denk ik dat het dan nóg allereerst gaat om het geloof van God in Zijn schepping, meer dan van ons geloof in God, maar daar gaat het in dit kleine stukje niet om.  Christus Zelf is onze gerechtigheid.
Het geloof, en de goede werken die daaruit voort-vloeien, zijn niet te hoog en niet te zwaar voor ons,
het vraagt geen hemelhoge inspanningen, vereist geen dodelijk moeilijke handelingen...
We lezen:
8. Maar wat staat er (in de Schrift):
’Dit woord is heel dicht bij je, (namelijk) in je mond, en in je hart!’ Dat is het geloofswoord dat wij verkondigen.
9. Want als je met je mond Jezus als Heer belijdt, en je gelooft in je hart dat God Hem heeft opgewekt uit de dood, dan zul je gered worden.
10. Immers, het geloof van het hart leidt tot gerechtigheid, en de belijdenis van de mond leidt tot redding.
11. Want de Schrift zegt: ‘Niemand die in Hem gelooft zal worden beschaamd.’
12. Er ís immers geen onderscheid tussen Joden en Grieken, want Hijzelf is Heer over allen, rijk aan allen die Hem aanroepen.
13. Want (staat er): ‘Iedereen die de Naam van de Heer aanroept, zal gered worden.’

We willen God aanroepen met het zingen van gezang 463 = Lied 836


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 4: 1 – 13
1. Jezus - vol Heilige Geest - keerde terug van de Jordaan, en Hij werd in de Geest gevoerd: de woestijn in.
2. Nadat Hij veertig dagen lang op de proef gesteld was door de duivel (de lasteraar) - en Hij at niets in die dagen! - en nadat die dagen helemaal voltooid waren, had Hij honger.
3. Daar zei de duivel tegen Hem: ‘Als je een zoon bent van God: spréék tegen deze steen, zodat die brood wordt....’
4. En Jezus gaf hem ten antwoord: “Er staat geschreven: ‘Niet van brood alleen zal een mens leven’.(Deut 8:3)”
5. terwijl hij Hem nu omhoog leidde, wees hij Hem alle koninkrijken ter wereld - in een oogwenk!
6. En hij, de duivel, zei tegen Hem: ‘Heel deze heerschappij zal ik je geven, en de majesteit er aan verbonden - want mij is het beheer er over gegeven - en ik kan die geven aan wie ik maar wil....
7. Nu dan, als jíj mij goddelijke eer bewijst, zal het helemaal van jou zijn.’
8. Maar Jezus nam het woord en zei tegen hem: “Er staat geschreven:
De Heer je God zul je goddelijke eer bewijzen, en Hem  alleen  dienen.”
(Deut. 6:13, Deut. 10:20)
9.  Hij bracht Hem echter naar Jeruzalem, en zette Hem neer op het topje van de tempel, en hij zei tegen Hem:
Als je een zoon bent van God, werp je dan hiervandaan maar naar beneden......
10. Want er staat geschreven: Zijn engelen zal Hij opdracht geven je zorgvuldig te behoeden.....
11. en: Op handen zullen ze je dragen, opdat je niet per ongeluk je voet zou stoten aan een steen.’ (Psalm 91:11,12)
12. Maar Jezus nam het woord en zei tegen hem: “Er staat geschreven: je zult de Aanwezige, je God, niet op de proef stellen.” (Deut. 6:16, Jesaja 7:12)
13. En de duivel, die helemaal klaar was met elk (soort) beproeving, trok zich van Hem terug tot het (z’n) tijd was.

ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN



IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Ik geloof in God.
Schepper van hemel en aarde.
Oneindig hoog verheven.
Vol liefde voor gewone mensen.
Daarom wil Hij ons een Vader zijn,
een Moeder, vol zorg en genade.
Daarom wil Hij ons een broeder zijn,
in Jezus, die mens werd als wij.
Geroepen om de goede boodschap te brengen
van Gods liefde voor ons allen.
Opdat wij Hem daarin volgen.
Gekruisigd is Hij, daarin droeg Hij onze schuld.
Gestorven is Hij, en begraven.
Maar opgestaan als eerste der mensen,
tot leven in eeuwigheid.
Zijn Geest wil in en bij ons zijn.
Ons de weg wijzen die we mogen volgen: Jezus.
De weg naar God en naar elkaar.
In doop en genade, licht en vergeving
zijn wij zo met elkaar verbonden,
in de hoop op leven dat komt en dat blijft:
in Gods liefde, waar geen einde aan komt.
Amen.

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.

Lieve mensen van God...

De laatste keer dat we hier bij elkaar waren, precies een maand geleden, begon de Evangelielezing waar deze vandaag ophield. Ik zei nog: vorige week hebt U kunnen horen hoe Jezus werd beproefd in de woestijn... en ik had het mis. Ik had het ook niet nagekeken, moet ik toegeven. Weer iets geleerd.
Waarom deze lezing vandaag, en niet eerder?
Waarschijnlijk omdat we ons vandaag in de 40-dagentijd bevinden. De paarse tijd, en voor velen: de vastentijd. Ook van Jezus staat er dat Hij veertig dagen en nachten vastte, en toen verschrikkelijk honger kreeg. Nu moeten we die veertig dagen en nachten niet al te letterlijk nemen: in het Joodse begrip staat veertig voor een lange, niet precies omschreven tijd. Een hele tijd, zouden wij zeggen.
Maar in de bijbel wordt dat getal veertig wel telkens toegepast, wanneer er een intens contact met God is, gedurende een lange tijd.
Veertig dagen, veertig jaren...
Een tijd van diepgaande omgang met God. En vaak in de woestijn. Een plaats waar je op jezelf terug geworpen bent. Waar je je diepste angsten onder ogen moet zien. Waar je je eigen motieven tegen komt, en zult moeten onderzoeken of ze zuiver zijn, om verder te kunnen. Waar je je leven niet zeker bent, en waar niets je afleidt van de stem van God. En van je geweten...
Hoewel... niets....
Juist als je dicht bij God bent, is daar de bederver, de stokebrand, de leugenaar, die deze relatie wil doorbreken...
Wij zijn voor de duivel helemaal niet interessant als ons geloof maar zo-zo is, als we er niet naar leven, en niet naar handelen... dan heeft het serpent ons waar het ons hebben wil: met onze aandacht elders.
Maar wie zich wel richt op God, die merkt – en dat overkomt iedereen – dat er allerlei hinderpalen worden opgeworpen, die het ons lastig maken om met onze gedachten en bedoelingen op God gericht te blijven. Dat gaat niet vanzelf. We moeten telkens weer moeite doen om bij de les te blijven.
Vasten is een van die manieren.
En dan gaat het niet om geen koekjes, of zelfs helemaal niet eten, het kan ook gaan om geen televisie, of geen lekker luchtje, of je doet juist iets extra’s voor de zieke buurvrouw, voor een bejaarde... noem maar op.
De vorm van het vasten is anders geworden, maar de intentie is dezelfde gebleven: het markeren van de dag, de tijd, als een tijd die iets bijzonders heeft.
Telkens weer denk je: waarom doe ik dit?
En het antwoord is: Jezus is op weg naar Jeruzalem, om voor ons het gevecht met de duivel af te maken.
Wij denken nog wel eens: dit is een gevecht dat we tóch verliezen, dus laten we maar geen moeite doen,
maar Jezus laat ons zien in het verhaal van vandaag, dat het ook anders kan.
Maarten Luther zei: ‘Ik ga maar niet in debat met de duivel, want die is al eeuwen langer theoloog dan ik’.
Dat betekende niet dat hij maar niets deed, integendeel. Hij ging psalmen van vertrouwen zingen, lekker hard. Liederen van uitredding.
En zo overwon hij die listige stem, die zulke aardige dingen bedacht. Als het moest gooide hij met een inktpot, als hij het zat was.
;-)
U kent het verhaal.
Jezus ging het theologische debat wel  aan.
En – hoewel Hij God kende als geen ander – Hij maakte alleen gebruik van de middelen waar alle mensen om Hem heen gebruik van konden maken.
De teksten uit de bijbel.
De duivel is slim... Het is zulk tuig!
Hij weet onze zwakke plekken feilloos te vinden.
Als je Gods zoon bent, bewijs dat dan maar eens.
Nee, dat hoeft Jezus niet te bewijzen.
Als God waarachtig is, dan zal Hij je beschermen...
Laat maar zien!
Maar Jezus hoeft Gods zaak niet te verdedigen.
Wil je macht? Ik kan het je geven...
Maar Jezus is gekomen om te dienen.
En de duivel droop af, met de staart tussen de benen. Voor dat moment. Tot de eindafrekening.
Tot Golgotha. Tot de nederdaling ter helle...
Jezus leeft in en vanuit de tien leefregels, zoals we die vanmorgen weer hebben gehoord.
Hij leeft in en vanuit de verlossing uit de knechting, de slavernij... En Hij laat zich niet knechten.
Hij is straks Zelf de verlossing voor heel de wereld.
Hij wil geen andere Heer naast God, of zelfs in de plaats van God!  Geen beeld van macht of majesteit dat Hem daartoe verlokt. Hij werpt zich voor geen ander op de grond neer dan voor de Schepper, de enige die waarlijk macht heeft over ons leven en onze dood. Ieder ander is de vijand. Vijand van God, en vijand van ons. Daar is geen tussenweg.
Ook al duurt Gods genade veel langer dan Zijn toorn, wel driehonderd keer zo lang, eindeloos veel langer dus, wij zijn geroepen om geen vijand te zijn, maar om van Hem te houden, zoals Jezus dat deed. En dan zal het ons goed gaan. Als we van God houden, dan doen we ook de dingen die goed zijn voor ons. Dan houden we de rustdag in ere, en zeggen we ‘nee’  tegen de koopzondag. Het rithme van 6+1 – of 1 + 6 – is een rithme dat bij ons past. De Romeinen, dat weet u misschien, kenden aanvankelijk een langere periode, maar ook zij hebben de Joodse week van zeven dagen over-genomen, omdat het goed is voor mens en dier...
En na de Russische Revolutie heeft men in Rusland geprobeerd te leven met een tiendaagse periode, maar de mensen hielden het niet vol, en werden ziek.
Het is de vraag  hoelang wij onze 24-uurs economie kunnen volhouden.
Je ziet al dat mensen steeds jonger afbranden, en de stress niet meer aankunnen. Het is zonde, dat wij de economische groei als afgod hebben omhelsd en dienen. Het is níet goed voor onze lichamen en níet voor onze zielen. De rustdag is er voor de mens, zegt Jezus...  Maar dat is later.
De rustdag is een geschenk van God aan de mensen. Laten we dat nooit vergeten.
Omdat Jezus zich aan Gods Woord houdt, ook in de verzoeking, ook als het moeilijk wordt, daarom staat Hij sterk, en kan Hij mens zijn, zoals de mens bedoeld is. Zoals wij allen bedoeld zijn.
Hij kwam niet als super-mens, maar als mens onder de mensen, als mens-bij-uitstek. En Hij heeft al onze angsten en zwakheden gekend. Maar Hij wist waar Hij Zijn kracht moest vinden: bij God.
Bij de leefregels. En daar kan de duivel niet tegen op. Mooi is dat. Dat geeft ook ons de moed om ‘nee’ te zeggen tegen allerlei verleidingen. En juist als je denkt dat het maar niet ophoudt, laat het af.
Komt er rust. Maar je moet er wel voor knokken, om op God gericht te blijven. Ach, wie weet dat niet? We moeten onszelf en elkaar er alleen telkens aan herinneren. En daar is zo’n tijd op weg naar Pasen heel geschikt voor.
Jezelf iets ontzeggen, dat betekent: de Ander belangrijker vinden dan jezelf. Is soms heel goed.
Is het U trouwens wel eens opgevallen, dat die tien leefregels, wat we vroeger noemden: de tien geboden, eigenlijk in drie stukken uiteen vallen?
Het eerste deel is: je omgang met God.
Als die niet in orde is, dan komt er van de rest ook niet zoveel terecht.
We leven als mensen in een samenleving.
Alleen wie van God en gebod niet willen weten, anarchisten, stellen zich buiten de samenleving.
Al kunnen ook zij meestal niet zonder de producten er van.
Mensen leven in het algemeen in een samenleving, en als dat niet kan, als ze geïsoleerd moeten leven, dan raken ze een wezenlijk deel van hun menszijn kwijt.
We leven in gezinsverband, in kerkelijk verband, we zijn lid van verenigingen, we wonen in een stad of dorp, een land, een werelddeel, en dat zijn allemaal situaties, waarin we te maken hebben met anderen.
Maar de diepste samenleving die voor ons is weggelegd, is die met God. In de relatie met God kunnen wij tot onze grootste bloei komen.
En zo is ook de eerste circel van de tien leefregels gericht op God. Onze omgang met God, in respect en liefde, die zich daarin uit, dat we de geboden houden. Dat we ons iets en veel aantrekken van de wensen van de Aanwezige.
En die hoeft geen onbekende voor ons te zijn.
Hij stelt Zich aan ons voor!
Ik (ben) de Aanwezige, jullie God, die jullie heb uit-geleid uit het land Egypte, uit het huis der knechting.
Tegen ons zou Hij zeggen: Ik ben de Aanwezige, jullie God, die jullie op Golgotha heeft bevrijd van de knechting door het kwaad, door de angst...
Het Hebreeuwse woord voor Egypte betekent: angstland. En wij kennen allemaal dat angstland.
Die diepe angsten, die we vaak niet kunnen benoemen, en die je ook liever niet onder ogen ziet.
In de lezing van vandaag hebben we Jezus in een situatie gezien, die de meesten van ons grote angst zou inboezemen, omdat we niet weten hoe er mee om te gaan. Of niet wisten. Nu kunnen we bedenken  dat we Jezus er bij mogen en moeten roepen.
Het is de God die ons van deze angsten kan en wil bevrijden, die ons aanspreekt. En Hij verwacht dat wij, omdat we bevrijd zijn van deze angsten, waar Hij aanwezig is, dan ook vanzelf zullen reageren, zoals gepast is. Natuurlijk zullen we geen andere goden naast Hem dienen, of in Zijn plaats. Dat spreekt toch vanzelf! Natuurlijk zullen we ons houden aan Zijn wensen! Hij is immers zo goed voor ons!
En dat goede, dat blijkt dan ook in het tweede deel: hoe we omgaan met ons zelf. Daarvoor is er de rustdag. We hoeven niet door te jakkeren, zoals in het slavenhuis van angstland, zoals in de tijd dat we niet vrij waren, maar gebukt gingen onder angsten en dwang van anderen, nee, er is tijd om van het leven te genieten. Tijd om van de omgang met God te genieten allereerst, want het is natuurlijk een feest om een afspraakje te hebben met een geliefde, om daar tijd mee door te kunnen brengen, het is ook een tijd om op adem te komen. Voor onszelf, en voor onze kinderen, onze knechten als we die hebben, onze werkdieren, heel de schepping mag opademen.
Ook de vreemdeling in ons midden wordt uitgenodigd mee te genieten. Ook die wordt ontheven van de 24-uurs economie. Want God is de schepper van alle mensen, en Hij houdt van alle mensen die Hij heeft geschapen.
De rustdag is een groot goed, die het waard is in ere gehouden te worden, ja, te worden geheiligd.
In het Hebreeuws staat hier geen werkwoordsvorm die uitdrukt: dat doe je dus gewoon, maar een infinitief. Een vorm die op zich geen gebiedende wijs is, maar wel wordt gebruikt om iets met nadruk te stellen.
En dan, na de omgang met God, en de omgang met jezelf, dan komt de omgang met de ander. De derde samenleving, waarin we ons bevinden.
En de spelregels voor die samenleving beginnen met een gebiedende wijs. Je moet eerbied en respect hebben voor je ouders. Anders wordt het nooit iets in het land dat voor ons is weggelegd. Het respect voor de ouders is de basis van een gezonde samenleving.
En in die gezonde samenleving spreekt het weer vanzelf dat je ook voor de anderen respect hebt.
Het zijn schepsels van God, waar Hij van houdt.
Juist omdat we uit angstland zijn bevrijd, is het iets natuurlijks dat je niet gaat vechten, en dus ook niet zult doden. De samenleving die God voor ogen staat voor Zijn kinderen is een vreedzame samenleving, waarin we elkaar geen geweld aandoen. Waarin we ook de onderlinge relaties geen geweld aandoen door in de relaties van anderen te treden, en overspel te plegen. Daar doe je een andere schade mee. Jezelf uiteindelijk ook. Wie het ooit heeft gedaan of ondervonden, weet dat niemand er beter van wordt.
Ook zul je in een samenleving van mensen die in elkaar een schepsel van God zien, en dus waardevolle mensen, elkaar niet bedriegen, van elkaar niet stelen. Logisch, toch?
Je zult eigenlijk zorgen dat er geen rechtszaken hoeven te komen, maar mocht  je ergens niet uit kunnen komen, en wordt jou gevraagd een getuigenis uit te spreken over je naaste, dan spreek je geen kwaad van hem of haar. Dat is rampzalig in een rechtspraak. Maar ook dom geroddel is natuurlijk iets dat je niet doet, wanneer je er aan denkt, dat de ander iemand is waar God veel van houdt.
Ook als jij je niet kunt voorstellen waarom, dan nog is dat een feit waar we rekening mee moeten houden.
Roddel, en opmerkingen die als grapjes bedoeld zijn, maar vaak een stukje venijn in zich hebben, kunnen veel schade aanbrengen in het leven van mensen.
En zeker in het samenleven van mensen. Zo kun je het ook niet maken om te willen hebben wat van je naaste is. Niet alleen het stelen op zich, maar ook het willen hebben, het begeren, is schadelijk voor jezelf en voor de betrekkingen. Over en weer voel je je dan niet meer veilig bij elkaar. En dat creëert angst.
Ter wijl het Gods bedoeling is, dat we niet in angstland terugkomen door onze eigen handelingen.

Deze leefregels zijn dus veel meer dan geboden, ze bieden leef-ruimte, maken het leven, het samen leven als mensen mogelijk.
En in de Romeinenbrief zegt Paulus dan ook: het is niet te moeilijk voor je, je kunt het best volbrengen.
Het ligt al voor in je mond, als je zegt: Jezus is Heer.
Want daarmee erken je dat Hij van je mag vragen Hem te volgen.
Hem te volgen – dat wil zeggen: te leven als Hij.
Vanuit dezelfde intentie. Met dezelfde risico’s...
Leven, vanuit een dienende houding.
Niet op zoek naar macht, zelfvervulling, voldoening, maar op zoek naar het dienen van God, en daarin: naar het dienen van de medemens en heel de schepping. Daar mag je je vreugde vinden: in het lijken op de Heer.
En als je het gelooft wat je zegt, dan leidt dat vanzelf tot gerechtigheid.
In dit deel van de Romeinenbrief komt het woord gerechtigheid zeven maal voor. Geloof ook.
Dat is genoeg voor heel de wereld. Zeven is een getal dat staat voor Hemel en aarde samen.
Christus Zelf is onze gerechtigheid, zei ik bij de inleiding op de lezing. Ons geloof komt van Hem af, en leidt tot Hem. Hij is ons begin en ons einde dat weer een nieuw begin is.
En daarom staat er ook: Want als je met je mond Jezus als Heer belijdt, en je gelooft in je hart dat God Hem heeft opgewekt uit de dood, dan zul je gered worden. Een nieuw begin.
Een nieuwe samenleving.
Het geloofswoord dat ons wordt aangereikt is niet te moeilijk. We kunnen het stapje voor stapje volbrengen. De grond is liefde tot God.
En vanuit die liefde mogen we ook liefde hebben voor onszelf, en dat geeft de ruimte en de rust om de mensen om ons heen lief te hebben en te respecteren als beminde kinderen van God. Zij niet minder dan wij. Wij niet minder dan zij.
God heeft om ons heen een web geweven van liefde.
Daar houdt Zij ons niet in gevangen, maar daarbinnen biedt Ze ons de vrede en veiligheid om ons te ontplooiien tot volle wasdom, en volle rijkdom.
Vrijdag werd ons zevende kleinkind geboren, de eerste van onze jongste. En als je dan zo’n pas geboren mensenkind ziet, in al die tere kwetsbaarheid, dan is dat adembenemend, en je vraagt je af hoe ze zich zal ontwikkelen.
Je hoopt het nog mee te maken, dat dit kind een zelfstandig en mooi mens wordt, dat vriendelijk en goed is voor de mensen om haar heen. Een kind van God. :-)
En zo kijkt God naar ons, hier, op dit moment.
En vraagt Zich af welke kant wij op willen gaan met ons leven. Hij gunt ons de vrije keus, maar hoopt van ganser harte, dat wij zullen kiezen voor Hem.
En daarmee voor onszelf en elkaar, en voor een menswaardige samenleven.
Daartoe helpe ons God, Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen!

Muziek

Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen, wij kunnen daarin delen: dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht, geld en geduld, nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin, in de collecte.

Na het gebed over de gaven zingen wij gezang 488a
Maar nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben gebracht, zodat het is tot eer van Uw Naam, en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt. Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lied 488a = Lied 981


Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor het nieuwe leven dat in ons midden telkens weer geschonken wordt.
Wij bidden om Uw zegen voor Charlotte Elisabeth, en voor al die kindertjes die, waar ook ter wereld, pas geboren zijn. Velen maken eigenlijk geen kans op een menswaardig bestaan, en we maken ons zorgen over hen. Wil ons laten zien wat we voor hen kunnen doen, en waar wij niets kunnen, wil daar anderen op af sturen, opdat ooit geen enkel kind meer omkomt van honger en ellende, geen enkel kind meer uitgebuit of misbruikt wordt.
Heer, waar het leven eindigt, ook daar vragen wij U om Uw hulp en steun. Donderdag begroeven we onze broeder Evert Harmsen, en we vragen U nogmaals om liefde en steun voor zijn vrouw en hun kinderen en kleinkinderen. Liefde en steun van Uw kant, maar ook van onze kant. Help ons om de mensen, die op ons mogen rekenen, niet in de steek te laten.


Lieve God, U maakt geen verschil tussen de mensen, leert U ons. Wil ons dan met Uw ogen naar elkaar en anderen leren kijken, zodat ook wij geen verschil maken, en allen samen U willen en kunnen dienen en aanbidden, zoals Jezus ons voordeed:
ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME
UW WIL GESCHIEDE, OP AARDE ZOALS IN DE HEMEL.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS WIJ AAN ANDEREN HUN SCHULD VERGEVEN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE


Laten we nu opstaan voor ons slotlied: gezang  Het woord dat u ten leven riep = Lied 316
Na de zegen zingen we i.p.v. het Amen psalm 150, dus dat mag U ook alvast opzoeken. Maar nu zingen we eerst gezang 7.


Zegen:
De Heer van dood en leven,
de Moeder vol barmhartigheid,
schenkt ons allen overvloedig genade en liefde,
om Christus’ sterven en opstanding.
In Zijn dood sterft onze dood,
in Zijn leven mogen wij verder leven,
nu en altijd.
Amen.

Psalm 150!