Zondag 18 na Trinitatis 2005, 25 september, in de Lutherse kerk te Wildervank. Dienst samen met de Lutherse gemeente in Winschoten. Organist: de heer G. Klein. 
20 mensen, de helft uit Winschoten en de helft uit Veendam-Wildervank

WIJ ZIJN HIER AANWEZIG IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen

ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft


Heer, wij hebben als schapen gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan..
Wij konden of wilden de Weg die de Waarheid is,
en het Leven, niet volgen.....
Toch smeken wij u: leid ons weer op het rechte pad
vergeef ons en blijf ons bij,
om Jezus Christus, onze Heer. Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen

Zo lief had God deze wereld, dat  Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!

 
Introïtuslied gezang 457 helemaal = Lied 405

LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ DAN OOK ZIJN NAAM PRIJZEN,
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT

Zondagsgebed
Lieve God, Hier zijn wij.
Vol goede wil, maar we schieten zo vaak te kort, als het er om gaat Uw wil te doen, zoals Ú dat had gedacht. Wil ons met Uw Heilige Geest de weg wijzen, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament  Ezechiël 18: 1- 4, 25-32 NBV.
We horen daar heel wat van wat er in Israël zo al gewoonte was, in geboden en verboden... En hoewel hier de mannen aangesproken worden, golden dergelijke regels natuurlijk ook voor vrouwen.
Kennelijk was er een probleem in de rechtspraak, of in het rechtsgevoel van de mensen... Bovendien is er een grote verschuiving bezig plaats te vinden in de cultuur.
Er wordt hier steeds gesproken over de weg, dat is de levensweg, je manier van leven…

1  De HEER richtte zich tot mij:
2  ‘Waarom gebruiken jullie in Israël toch het spreekwoord: Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden?
3  Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –,
nooit meer mag iemand bij jullie in Israël dit spreekwoord in de mond nemen!
4  Weet dat alle mensenlevens Mij toebehoren: zowel het leven van de ouders als dat van hun kinderen ligt in Mijn hand, en alleen wie zondigt zal sterven.
        (Dan volgen er verzen, die aangeven dat wie goed doet, en aan het eind zondigt, niet om dat goede vergeving krijgt, maar juist gestraft wordt, en hoe een zondaar die berouw krijgt wel gered wordt, als hij daarna rechtvaardig leeft. Ook wordt het kind van een rechtvaardige niet meer vrijgesproken om de ouder, en het kind van een zondaar wordt niet aangesproken op de ouder. We gaan verder met vers 25.)
25  Nu zeggen jullie: “De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Maar luister, Israëlieten!
Ben Ik het die onrechtvaardig is? Gaan júllie niet eerder onrechtvaardige wegen?
26  Iemand die rechtvaardig was maar dat niet langer is en onrecht begaat, sterft omdat hij onrecht heeft begaan.
27  Iemand die goddeloos leefde maar dat niet langer doet, mij trouw is en het goede doet, zal in leven blijven.
28  Als hij tot inzicht en inkeer is gekomen en niet langer misdaden begaat, zal hij zeker blijven leven en niet hoeven sterven.
29  De Israëlieten zeggen: “De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Ben Ik onrechtvaardig, Israëlieten?
Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn?
30  Ik zal iedereen beoordelen naar de weg die hij gegaan is–spreekt God, de HEER.
Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer, anders brengt jullie schuld je ten val.
31  Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest.
Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten!
32  Want de dood van een mens geeft me geen vreugde–spreekt God, de HEER.
Kom tot inkeer en leef!

Wij willen zingen: psalm 25: 2, 3 en 4


Epistel Filippenzen 2: 1 – 13 NBV
Paulus heeft geschreven over zijn gevangenschap, en de kans dat die eindigt in de dood, maar hij heeft het gevoel dat zijn leven nog nuttig kan zijn voor de gemeente, hoe zeer hij ook verlangt naar het eeuwig leven met Christus.
1  Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zo veel ontferming en medelijden,
2  maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest.
3  Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf.
4  Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.
5  Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had.
6  Hij die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast,
7  maar deed er afstand van.
Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.
8  En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
9  Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,
10  opdat in de Naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde,
11  en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer’, tot eer van God, de Vader.
12  Geliefde broeders en zusters, u bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was.
Wees het des te meer nu ik niet bij u ben.
Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God,
13  want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het Hem behaagt.

De psalmist zingt ons voor: Loof de Heer, want Hij is goed, bezing Zijn Naam, zo lieflijk van klank (ps 135:3)



Ons lied in antwoord op die oproep is psalm 25:10


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Matheüs 21:23-32

Wat gaat vooraf?
De intocht in Jerusalem, Palmpasen, de reiniging van de tempel, de Heer geneest er lammen en doven, de volgende dag begint met de verdorde vijgenboom, en Jezus zegt dan tegen de leerlingen: als je maar een heel klein beetje  geloof hebt, dan zul je al een berg in zee werpen, door je bevel.

De vraag is bij dat alles steeds die naar macht, vermogen, autoreiteit, toestemming...
Hoe kan Hij dat? Van wie mag Hij dat? Of van Wie?
Een vraag die voor de overheden steeds belangrijker wordt.
Stel je (alsjeblieft niet) voor dat....
We lezen:

23  Toen Hij naar de tempel was gegaan en daar onderricht gaf, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe. Ze vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? En wie heeft u die bevoegdheid gegeven?’
24  Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Ik zal u ook een vraag stellen, en als u Mij daarop antwoord geeft, zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe.
25  In wiens opdracht doopte Johannes?
Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?’
Ze overlegden met elkaar en zeiden:
‘Als we zeggen: “Van de hemel, ”dan zal Hij tegen ons zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?”
26  Maar als we zeggen: “Van mensen,” dan krijgen we het volk over ons heen, want iedereen houdt Johannes voor een profeet.’
27  Dus gaven ze Jezus als antwoord:
We weten het niet.    Daarop zei Hij tegen hen: ‘Dan zeg Ik u ook niet op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe…
28  Wat denkt u van het volgende?
Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de een: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.”
29  De zoon antwoordde: “Ik wil niet,” maar later bedacht hij zich en ging alsnog. (Hij kreeg spijt.)
30  Tegen de ander zei de man precies hetzelfde.
Die antwoordde: “Ja, vader, ”maar ging niet.
31  Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’
Daarop zei Jezus: ‘Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN

IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten

Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.

Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...

maar Hij overwon de dood!

na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand,

weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een gemeenschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,

tot leven in  der eeuwigheid.  Amen

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.


Lieve mensen, kinderen van God…

Als het Nederlands elftal speelt, en wint, dan zeggen we al snel: Wij hebben gewonnen.
Nét zo, als er verlies is geleden. Dan is de natie in rouw, en algemeen klaagt men over het verlies.
Natuurlijk heb je altijd mensen die niet om sport geven, maar je kunt op tal van terreinen voor-beelden bedenken, waar mensen zich voelen als een deel van een groter geheel, en daarin óp gaan.

In het oude Israel was dat helemaal het geval.
Het individu, de persoon, is vrij onbelangrijk.
Het belang van de stam, de groep, de familie, het volk gaat voor.
En daar mag rustig iemand aan opgeofferd worden. Letterlijk soms.
In het Midden-Oosten komen we zelfs mensen-offers tegen; het was bijvoorbeeld bij de stichting van een stad mogelijk dat er een aantal mensen, jonge mensen vaak, werd geofferd, en begraven onder de fundamenten van de poort.
Ik herinner U aan
een kleine koning in Palestina, die de muren van Jericho bouwde, hij ‘grondvestte ze op Abiram, zijn eerstgeboren zoon, en stelde op Segub, zijn jongste zoon, haar poorten’ staat er,
In die late periode plaatste deze vader niet alleen twee van zijn zonen levend in de funderingsgaten van de stadspoorten, maar zijn handelwijze wordt in de geschiedenis ook nog vermeld als ‘naar het woord des Heren’ te zijn. Mozes had deze funde-ringsoffers verboden, maar de Israëlieten vielen na zijn dood al spoedig in deze gewoonte terug.

Nu was dát wél iets waar in het Oude Testament heftig tegen geprotesteerd wordt, maar nog in Jezus’ dagen, in de opmaat naar Zijn proces, zegt de hogepriester rustig: het is beter dan één man lijdt, dan dat een heel volk ten onder gaat.

In de tijd van de aartsvaders, en van de koningen, is de overheersende rol van de stam, de gemeenschap waarin je geboren bent, je dorp, je stad, steeds duidelijk aanwezig.
Maar in de tijd van de ballingschap verandert dat.
De verbanden zijn verbroken, en ook al wonen de weggevoerde Joden in het grote Babylonische rijk voor een deel wel bij elkaar, tóch gaat de aandacht steeds meer uit naar het individu.
De persoon.

Onder de achtergebleven bevolking in Israel gaat het net zó. De structuren zijn er niet meer, de belangrijke mensen, stamoudsten, de koning en het hof, priesters en geleerden, zijn weggevoerd.
En Ezechiel, de profeet, is één van hen, en ziet dat proces volop gaande.
Dat is verwarrend. Wij zitten midden in een dergelijke tijd. De jongeren trekken hun eigen lijnen, en de ouderen spreken over normen en waarden, waar ze zich, strict genomen, zelf ook al niet altijd meer aan houden…
Je hebt dan geen gemeenschappelijk kompas meer. Temeer omdat de rol van de kerk in de samenleving behoorlijk is afgebrokkeld, en er weinig goede rolmodellen voor in de plaats gekomen zijn.

En in zo’n tijd spreekt God, de Aanwezige, de Heer van Israel en Juda, tot Ezechiel.
Hij gaat kennelijk meer met Zijn tijd mee, dan de mensen, want de toon is wat ongeduldig: Waarom gebruiken jullie in Israel toch het spreekwoord: De ouders hebben zure druiven gegeten, en de tanden van de kinderen zijn ruw geworden…?
Dat wil zeggen: Als de ouders iets verkeerds hebben gedaan, dan dragen de kinderen de gevolgen.
En omgekeerd.

Ik weet niet hoe dat bij U was, maar als ik vroeger iets deed dat mijn moeder niet zinde: met afgezakte kousen lopen, in bomen klimmen, met de verkeerde mensen praten, noem maar op, dan zei ze: ‘Ík word er op aangekeken’.

Tja, ik merkte daar natuurlijk niets van, als kind, maar later wilde ik ook wel eens onder een vloerkleed kruipen, als mijn moeilijkste kind weer eens iets vreselijks zei of deed, en het zelf niet leek te merken.

Trouwens, kinderen tussen de 12 en 22 kunnen ook door de grond gaan, als hun ouders zichzelf zijn, en dus niet voldoen aan de normen van de groep waarin het kind zich lekker voelt.

Nu ja, U snapt waar ik het over heb.
Het is ons mensen kennelijk aangeboren.
En de Aanwezige zegt: Jullie kunnen dat nu wel zo vinden, maar daar klopt niets van.
Ik ga Zelf nog verder.
Ik kijk naar de mens zelf. Wat díe doet en laat.
En dan maakt het niet uit, als je je hele leven prachtig geleefd hebt, en je gaat dan over de schreef, dan helpt de voorraad aan goede daden je niets. Juist zoiemand zou toch beter moeten weten! En als die dan tóch slecht is voor zijn of haar medemens, dan gaat die willens en wetens tegen Mijn geboden in. Die kan geen lid blijven van de leefgemeenschap van God en mensen.
Maar God wíl helemaal de dood van de mens niet.
Hij zegt: Kom tot inkeer, en leef!
Bréék met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest.

Het interessante is, dat de mens dat dus zelf kan.
Wij bidden vroom: geef ons een nieuw hart, maar God zegt: breek met je oude leefpatroon, en vernieuw je hart en je geest. Vernieuw je manier van denken en voelen. Je manier van geloven.
Daar ben je dus zelf bij!
Daar ben je dus ook zelf verantwoordelijk voor.

Wij hadden een dierbare vriend, en die liet zich door een grote organisatie kapot maken.
Hij bleef vechten tegen deze logge instantie, en hij stond in zijn recht.
Ook al zeiden alle mensen die het goed met hem meenden: Laat dat nou, je hebt tot op zekere hoogte je gelijk gekregen, laat dat genoeg zijn.
Het kost je je gezondheid.
Nee, zo zat hij niet in elkaar, zei hij trots.
Een echte stijfkop, en op een gegeven dag zakte hij op straat in elkaar en hij stierf.
Zijn hart kon de ongelijke strijd niet aan.
Heel jammer, het was een fijne man, die veel voor anderen over had, maar hij wílde niet anders kijken naar de dingen, hij wilde niet anders denken.
Zo zat hij in elkaar.

Nu, God zegt ons hier: daar kun je zelf iets aan doen, en je hoeft niet te denken: ik kan niet anders. Want iedereen die dat wil, kan veranderen.

Ook in de epistellezing komen we dat motief tegen, aan het eind. Daar staat: Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God.
Want het is God die zowel het willen als het handelen bij u tot stand brengt, omdat het Hem behaagt.
God wíl graag dat wij gered worden, U en ik.
Alle mensen.
Hij nodigt ons uit om actie te ondernemen, om er iets aan te doen, en Hij wil ons er ook bij helpen het in feite te volbrengen.
Als wij dat niet proberen, dan gaan wij in tegen Gods wil. En we bidden toch steeds: Uw wil geschiede. Of tegenwoordig: Laat Uw wil worden gedaan… Dat betekent niet dat God daarvoor moet zorgen, maar dat we het zelf moeten doen.

Als wij, in de gemeenten van onze Heer Jezus Christus, er niet naar streven eensgezind te zijn, bescheiden en met de nederige gezindheid van de Heer Jezus, ons voorbeeld en ons hoofd, dan belijden wij niet dat Hij Heer is, maar dan maken we van Hem een leugenaar.
Dan zijn we als die ene broer, die zegt: Ja, vader, ik zal doen wat U vraagt, maar hij bedenkt zich, en doet het niet.

In het Evangelieverhaal dat we lazen slaat dat op de kerkelijke overheden, die aan Jezus vragen waar hij het lef vandaan haalt theologie te bedrijven zonder een papiertje.
Zonder een degelijke opleiding, en een bekende leermeester die achter Hem staat.
Hoe komt Hij aan de macht over ziekte en boze geesten?
Dat willen ze wel eens weten.
Maar eigenlijk willen ze het niet weten, want ze willen helemaal niet dat Hij nu de Messias zou zijn waar ze al die tijd zo vroom op hebben gewacht.
Dat zou in die politiek onrustige tijd rampzalig zijn.
Je moet er niet aan denken dat er een opstand komt, en dat de Romeinen de tempel sluiten, en de stad vernietigen… Dat zou zo maar kunnen.
Ruim dertig jaar later gebeurt het ook.
En Jezus heeft het al voorspeld.
Maar dat terzijde.

Want het gaat niet alleen om de overheden, de machthebbers, de priesters en geleerden.
Het gaat ook om ons.
Om onze keuzes.
Erkennen wij Jezus als Heer?
We hebben het in de belijdenis in feite al wel gezegd: Jezus Christus is Heer, Jezus is God.
God is tot ons gekomen in de figuur van Jezus.

Maar wat betekent dat voor onszelf, in ons dagelijks leven?
Als we uit de kerk komen, en we hebben goede dingen gehoord, heerlijk gezongen, gezellig koffie gedronken, dan zijn we vol dankbaarheid en goede bedoelingen, en we zeggen: Ja, Heer.
Ik wil ook wel werken in Uw wijngaard, op de plek waar U me nodig hebt.
Maar ja, dan wordt het maandag, dinsdag, en dan liggen de dingen al makkelijk weer een beetje anders. De wereld legt beslag op je.
Je moet dit, je wilt dat, je bent gehaast, en er is zelfs al vaak weinig tijd meer in je dagrithme voor dingen als bijbellezen, en voor aandachtig gebed.
Laat staan dat je dat bloemetje gaat brengen aan die zieke, of dat kaartje schrijft aan je oude tante.
Laten we nu deze week eens een kwartier extra voor God houden. Niet alleen een kwartier voor lezen en bidden, maar extra: een telefoontje, een briefje, een bezoekje. Een vriendelijk woord.

En laten we vooral eens bedenken waar het bij onszelf anders kan. Wat we van onze naaste zouden kunnen leren. Dat kan zó verruimend zijn!

En we hoeven het niet alleen te doen: God Zelf stuurde ons de Heilige Geest.
We hoeven maar te vragen, en Ze is er voor ons.
Daar mogen we op rekenen, altijd en overal.
Dat geldt voor ieder van ons.
Wie we ook zijn, wat we ook hebben gedaan.
Want God houdt van U, houdt van jou, heel persoonlijk, heel intens, en Hij wil dat je behouden blijft, en leeft.
Nu, en altijd.
Amen.
 
Muziek

De wereld is wijd en Gods goedheid is groot
vanuit ons aandeel mogen wij helpen en delen,

nu in de collecte, straks weer anders.

Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 224 helemaal

Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil Amen.

Gezang 224 helemaal = Lied 659

 
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U, dat wij allemaal U zo ter harte gaan, dat U ons lot hebt willen delen in Jezus, onze Heer, Uw Zoon, die Uw wil volkomen heeft willen doen.
Wil ons helpen onze eigen belangen net zo op de achtergrond te stellen, en Uw belang, het belang van onze naaste, groter te achten, en daar naar te handelen.
Dat valt vaak niet mee, Heer, en we hebben er ook niet altijd zin in, zelfs al weet ons verstand dat het goed is, dat we U daar mee blij maken.

Wij vragen U om Uw Heilige Geest, als schild en gids op al onze wegen, in al ons doen en laten, zwijgen en spreken.

Wij willen graag Uw kinderen zijn, Uw dochters en zonen, help ons dan door Uw Geest om het voorbeeld van Jezus in het oog te houden, en het voorbeeld van al die goede en vrome mensen die ons zijn voorgegaan. Ouders, leraars, kinderen…
Van allemaal kunnen we leren.
Open ons het hart en het verstand, opdat we dan ook bereid zijn om aan ons zelf te werken, en niet wanhopig te worden, als het zo lang duurt, en als we zo vaak dezelfde fouten maken.
U bent een geduldige, liefdevolle Vader, en wij vertrouwen ons toe aan Uw genade.

Voor deze gemeenten en hun geestelijk verzorgers bidden wij U. Voor de kerkeraden, en voor al die mensen die op de achtergrond zoveel nuttig en noodzakelijk werk doen.

Wij bidden U ook voor alle machthebbers en voor de verantwoordelijke mensen in kerk en maatschappij, dat ze zich niet verwarren in regels, maar dat ze open blijven staan voor het bevrijdend handelen en spreken van Jezus, onze Heer, en van allen die met Hem getuigen van Gods liefde.

Voor de zieken bidden we, voor hen die hier niet zijn, omdat het te vroeg was, te moeilijk of te ver.
En we bidden speciaal voor: Mijnheer en mevrouw Roelfsema, die wachten op ziekenhuisopname, van mijnheer. Voor Theo Roelfsema, en Marian van de Borg, en voor mijnheer Snaathorst, die aan het herstellen is en ook voor mevrouw Smit.
OOk denken we aan mensen die verdriet hebben om familieleden, zoals de familie Pesema.

Voor de slachtoffers van het natuurgeweld in Amerika, van de honger in Afrika, de regen in Oost-Europa en China, ach Heer, U weet het beter dan wijzelf, willen we U bidden. En we smeken U: help hen, en help ons om te helpen waar wij kunnen. Dat we zo Uw wil doen, net als Jezus die ons leerde bidden:

Onze Vader in de hemel,
laat Uw Naam geheiligd worden,
laat Uw Koninkrijk toch komen
en Uw Wil worden gedaan
op aarde zó als in de hemel.
Geef ons steeds weer het brood
dat wij dagelijks behoeven.
Vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig was. 
En breng ons in beproeving niet,
maar red ons uit de greep
van alle kwaad.

Ons slotlied is Gezang 444:3 voor de zegen. = Lied 413
Laten we dat maar staande zingen.
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 444: 1 en 2. Nu dus eerst het derde vers.

Zegen:
De Heer van dood en leven
schenkt ons Zijn Geest, Haar liefde.
Dat onze ogen het heil mogen zien,
onze handen zich bekommeren over de medemens,
en onze voeten zich richten naar de eeuwigheid.
In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. 
Amen.

vers 1 en 2