Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag 9 na Trinitatis 28 juli 2013

Organist: ?

IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft


Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven
Amen
.


Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Onze introïtuspsalm is psalm 98



LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
EN LAAT ONS ZIJN NAAM PRIJZEN,
WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE




Zondagsgebed
Heer onze God, wij bidden U, geef ons een geest die altijd het juiste wil en het met Uw hulp kan volbren­gen. Dan ontvangen wij de kracht om naar Uw wil te leven, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

lezing oude testament:JEREMIA 30:22
Dit staat in het kader van de totale catastrofe van het Godsvolk: Jeruzalem verwoest en het volk in ballingschap. En toch zegt de profeet in naam van hun God:
22 Jullie zullen Mijn volk zijn,
en Ik zal jullie God zijn.

De gradualepsalm is psalm 9: 1 en 5

 

epistel: Handelingen 13: 1 – 6a, 13-16, 32-41.

 

 

 

 

 

 

 

 

In het eerste vers worden verschillende mensen ten tonele gevoerd, ik vertel er kort iets over. Antiochië is een handelsstad in Syrië. Barnabas was een Leviet uit Cyprus, Zoon der vertroosting, betekent die naam. Manaën ook. Simeon Niger is natuurlijk erg donker van huidskleur, Lucius komt uit Cyrene in Lybië…
Seleucië is een havenstad aan de monding van de Orontes, dicht bij Antiochië. 

1 Er waren in de gemeente van Antiochië profeten en leraren, onder wie Barnabas, Simeon die Niger werd genoemd, Lucius de Cyreneeër, Manaën, een jeugd­vriend van de tetrarch Herodes, en Saulus.
2  Op een dag, toen ze aan het vasten waren en een gebedsdienst hielden voor de Heer, zei de heilige Geest tegen hen: ‘Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die Ik hun heb toebedeeld.’
3  Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken.
4  Zo werden Barnabas en Saulus uitgezonden door de heilige Geest. Ze gingen eerst naar Seleucië en van daar per schip naar Cyprus,
5  waar ze aankwamen in Salamis.
Daar verkondigden ze Gods boodschap in de synago­gen van de Joden. Johannes was met hen meege­gaan om hen te helpen.
6  Ze reisden het hele eiland rond tot ze in Pafos kwa­men…

13  Paulus en zijn reisgenoten scheepten zich in Pafos in om naar Perge in Pamfylië te reizen. Daar verliet Jo­hannes de beide anderen en keerde terug naar Jeru­zalem.
14  Paulus en Barnabas trokken van Perge verder naar Antiochië in Pisidië. Daar aangekomen gingen ze op sabbat naar de synagoge en namen er plaats.
15  Na de voorlezing uit de Wet en de Profeten werd hun namens de leiders van de synagoge gezegd: ‘Broe­ders, als u voor de mensen een bemoedigend woord hebt, ga dan uw gang.’
16  Paulus stond op, gebaarde om stilte en zei: ‘Israëlie­ten en alle anderen die God vereren, luister naar wat ik u te zeggen heb.

32  Wij verkondigen u het goede nieuws dat God Zijn belofte aan onze voorouders
33  in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat Hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent Mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt.”
34  Dat Hij Jezus uit de dood heeft doen opstaan en Hem niet weer aan de ontbinding zal prijsgeven, heeft Hij aangekondigd met deze woorden: “Ik zal jullie schenken wat ik David plechtig beloofd heb.”
35  In verband hiermee wordt in een andere psalm ge­zegd: “Het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.”
36  Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil ge­storven en met zijn voorouders verenigd; hij is tot ontbinding overgegaan,
37  maar Hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan.
38  U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij Hem is dat aan u de vergeving van de zon­den verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen,
39  wordt door Hem geheel vrijgesproken, mits hij gelooft.


40  Zorg daarom dat op u niet van toepassing wordt wat door de profeten is gezegd:
41  “Kijk, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld.”’


Psalmwoord
: Halleluja! U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat Uw trouwe dienaar het graf niet zien.
(Psalm 16:10) HALLELUJA!


Ons lied is Gezang 480 Gij hebt, o Vader van het leven, de aarde aan de mens gegeven... = Lied 823



het heilig evangelie staat geschreven bij: Lucas 11: 1 - 13.
1 Eens was Jezus aan het bidden, en toen Hij Zijn ge­bed beëindigd had, zei een van Zijn leerlingen tegen Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’
2  Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan:
“Vader, laat Uw naam geheiligd worden
en laat Uw koninkrijk komen.

3  Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.

4  Vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven iedereen
die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving.”’


5  Daarna zei Hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jul­lie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen,
6  want een vriend van me is na een reis bij mij geko­men en ik heb niets om hem voor te zetten.”
7  En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.”
8  Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan om­dat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen, en hem alles geven wat hij nodig heeft.
9  Daarom zeg Ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan.
10  Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan.
11  Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om een vis vraagt, in plaats van een vis een slang ge­ven?
12  Of een schorpioen, als het om een ei vraagt?
13  Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Va­der in de Hemel dan niet (de)/een Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’

Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!

Credo:  In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden:

Ik geloof in God,
         die wilde dat de wereld goed was,
         die mensen en dieren maakte,
         planten en bomen,
         vogels en vissen,         
en er van hield.

Ik geloof in God,
         die als een vader zorgen wil,
         die als een moeder ons omringt.

Ik geloof in Jezus -
         in wie Gods Liefde mens werd,
                 om ons lot te delen
                 ons leven, onze dood,
         die dwars door alles heen
         vast hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.

Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
         de derde dag.

Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
         om ons dichter dan ooit
         bij God te doen zijn.
         Zij bidt en zingt en dankt in ons;
         geeft ons nieuw leven,
in eeuwigheid.

Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
         als één lichaam, dat bestuurd wordt
                 door Jezus, ons Hoofd....

... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.

Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.


Lieve mensen,


Eens, toen ik nog vrij jong was, werd mijn aandacht getroffen door een klassiek gebed uit de liturgie waarin God gesmeekt werd om een stil en gerust leven.
Eigenlijk vond ik dat gebed toen volstrekt overbodig. Waarom zouden we zo tot God bidden als we onze wens in feite al ontvangen hadden? Er was voor 1933 geen direct gevaar voor oorlog. We hoopten natuurlijk, net als in de eerste wereldoorlog, buiten de grote internationale conflicten te kunnen blijven. Ons hele land had de overtuiging, die minister Colijn later vertolkte: 'Ga maar rustig slapen. Het komt allemaal wel in orde met Nederland.'
Als staatsburgers hadden wij dus geen ernstige aan­leiding om bezorgd te zijn, als je de regering mocht geloven. Dat deden wij vroeger nogal vlot.

En als particulier had mijn vader ook geen reden tot ongerustheid. Hij werkte voor een grote firma en kon er redelijk zeker van zijn dat hij zijn betrekking niet zou verliezen. In mijn jeugd gingen de sociale onrust en de maatschappelijke ontreddering grotendeels aan mij voorbij, en ik was mij er even­min van bewust dat het met onze defensie nogal slecht gesteld was. Pas laat begon het mij te dagen dat het gebed om een stil en rustig leven weliswaar zijn oorsprong vond in de turbulente tijd van de re­formatie, maar dat het in de voortschrijdende ont­wikkeling naar vrede en voorspoed daarom toch niet noodzakelijk zijn betekenis behoeft te verliezen.
Het stille en rus­tige leven dat ik inderdaad mocht genieten viel lang niet aan iedereen ten deel.
Ik behoorde tot een maatschappelijk bevoorrechte groep.
Welbeschouwd berustten mijn indrukken op gebrek aan inzicht.


In 1940 werd ik op een nacht om 3 uur gewekt door het geronk van de Duitse vliegtuigen en zo kwam ik tot het besef dat er van een stil en gerust leven noch voor het vaderland, noch voor mij gedurende gerui­me tijd meer sprake zou zijn.

Nu ik oud geworden ben, weet ik uiteraard beter dan toen ik jong was, hoe onzeker het hele menselijk le­ven is. En hoewel er telkens veranderingen optre­den, is de toestand waarin wij verkeren in principe vandaag niet anders dan in vroeger dagen.
Er is ook nu heel veel onzekerheid in de samenleving. Er heerst hier een forse werkloosheid onder de jongeren, maar ook de ouderen kunnen moeilijk ergens een baan vinden, na ontslag.
En is het wel terecht dat wij trots zijn op onze rechtsstaat? Die laat hier en daar wel wat te wensen over. Vraag het maar aan de asielzoekers!


De Romeinen pretendeerden eeuwen geleden even-eens, dat zij kampioen rechtshandhavers waren. Maar Paulus ondervond, dat zijn staatsburgerschap hem niet vrijwaarde voor opstootjes, en hij werd verscheidene malen zonder grond getracteerd op de 40 stokslagen, of gevangen genomen, zoals in Filippi.

En erger nog: Jezus werd volgens de evangelie-verhalen door de Romeinse stadhouder Pilatus onschuldig bevonden, maar tóch gegeseld, en zelfs gedood aan het kruis. Zo werden toen gewoonlijk opstandige slaven bestraft.

Het wegennet dat door de Romeinen ten behoeve van troepenverplaatsing in het hele rijk werd aangelegd was fantastisch, maar verre van vei­lig. Particulieren konden alleen in groot gezelschap erop reizen. Dat leert ons de litteratuur van die tijd.
Banditisme speelt een grote rol in de romans.

Wie dus het evangelie gaat verkondigen in de wijde wereld, neemt dan ook een gevaarlijk werk op zich. Paulus heeft zich in laatste instantie met huid en haar toevertrouwd aan Jezus, die hem die riskante opdracht gegeven heeft. Vasten en bidden sterkt hem in de overtuiging dat de Heilige Geest, de ver­trooster, meegaat op de reis.
Voor Joden die te midden van vreemde volken wo­nen en zich gewoonlijk met handel bezig houden, is de situatie ook niet zonder bedreiging. Het is niet voor niets dat Barnabas en Paulus in de stad Antio­chië uitgenodigd worden een woord van vertroosting te spreken in de synagoge.
Het zijn daar zeer beschaafde mensen die Paulus en zijn metgezel uitnodigen. Zij dwingen hen niet om het woord te nemen, maar verzoeken de gasten, als zij iets tot hun vertroosting kunnen bijdragen, dat dan te doen. En Paulus wil maar al te graag.

Ik zie ze voor me, daar in die samenkomst.
De wet en de profeten zijn gelezen, en nu gaat ie­dereen die hardop overdenken, en God bidden om bijstand en hulp in het dagelijks bestaan.
Als vreem­deling moet je het hebben van de gemeenschap met je geloofsgenoten en van Gods beloften. Dat zijn de enige zekerheden in roerige omstandigheden. Dat mag ook onze vertroosting zijn in de huidige crisis, die ons land teistert. 

Paulus wenkt met de hand om stilte te verkrijgen, want hij hééft iets te zeggen, waarvan ze zullen ophoren. Iets totaal nieuws.

Maar hij begint met een heel oude boodschap. Het is een boodschap, die aansluit bij de Wet en de Profeten, en in dat opzicht spreekt hij van dingen die hun allemaal bekend zijn. De wet van Mozes is immers het verhaal van Israëls bevrijding uit de macht van de Farao van Egypte.
Het door God uitgekozen volk wordt gered uit het land van de Angst voor de onderdrukking en de dreigende ondergang. Daar worden de pasgeboren kinderen gedood, maar daar ontkomt dan juist Mozes aan dat lot, en hij wordt als redder aangewezen. God en Zijn volk horen bij elkaar.


Dat blijft ook overeind in de tijd dat het volk ver van zijn God afdwaalt en in ballingschap geraakt.
God blijft voor eeuwig trouw aan Zijn volk.
Vandaag hebt U dat profetenwoord gehoord bij Jeremia. Wel is het volk uit zijn land weggevoerd, wel is Jeruzalem verwoest, wel ligt Gods tempel in puin, maar het woord en de belofte blijven in eeu
wigheid het volk bijstaan.
Dat woord klinkt in de grootste catastrofe die het Godsvolk tot dan toe was overkomen, en het sluit naadloos aan bij de aanvankelijke belofte, waarmee God zich voor altijd aan Zijn volk verbonden heeft.
Jullie zijn Mijn volk, en Ik ben jullie God; zo staat het bij Jeremia.


Het is troostrijk voor de Joden, die in Antiochië onder het gehoor van Paulus zijn, om nog weer eens herinnerd te worden aan die oude belofte van God, dat Hij Zijn volk nooit uit het oog verliezen zal, ook al vergeet het voor een tijd al Gods weldaden.
De hoop op bevrijding zal altijd blijven bestaan. Maar hoe troostrijk ook, nieuw is die belofte niet. Paulus' vertroosting bevat daarnaast echter ook iets nieuws, namelijk de vervulling van een andere belofte, die met Jezus' dood op het kruis samenhangt.
De apostel, die eerder in zijn leven de volgelingen van Jezus trachtte uit te roeien, is tot heel andere gedachten gekomen. Hij heeft Jezus aanschouwd op de weg naar Damascus, en weet nu uit eigen ervaring, dat de christelijke gemeente van Jeruzalem naar waarheid verkondigt dat zij de Zoon van de levende God ontmoet hebben na diens opstanding. Die bewering wordt ook aanvaard door de Joden in Antiochië, omdat in een psalm van David, in de 16e psalm, de belofte gedaan wordt dat eenmaal een nakomeling van David uit de dood zal worden opgewekt. Zijn vlees zal geen verderf zien, staat er. En ieder die in deze opgestane Heer gelooft zal ook zelf met Hem eeuwig leven ontvangen.

Dat alles is nu wel nieuw. Om deze boodschap te verkondigen was Paulus op reis gegaan. Dit goede nieuws moet in de hele wereld bekend worden. En de kroon op Paulus' werk is dat dit goede nieuws, Joden en Heidenen verenigt.
Deze boodschap gaat niet alleen uit naar de Joden die in Jezus Messias geloven, maar ook naar de heidenen, die een plaats ontvangen in Zijn Koninkrijk.
God geve dat dit goede nieuws ook onder ons hartelijk aanvaard wordt, net zoals destijds in Antiochië. Alleen zó krijgen wij een gezamenlijke toekomst.

Als het ware terloops heb ik met deze woorden ter sprake gebracht dat het geloof in Jezus een activiteit van ons verwacht. Het volstaat niet met blijdschap te reageren en dan vrolijk met onze gewone bezigheden verder te gaan.
Het geloof verandert ons leven!
De discipelen van Jezus bemerkten, dat Hij Zich van tijd tot tijd in de eenzaamheid terugtrok om met Zijn Hemelse Vader te spreken. En ze vroegen Hem hoe je met God moet omgaan. Zijn daar vaste vormen voor?
In mijn jeugd leerde ik hoe je een verzoek aan een minister moest inkleden. Dat ging dan zo: Excellentie, Geeft met verschuldigde eerbied te kennen: En dan volgde je naam en het onderwerp.

Als je God aanspreekt, wat moet je dan zeggen? En wat mag je vragen?

Dat soort dingen overwogen de discipelen die Jezus zagen bidden.
Ze begrepen opeens, dat ze het absoluut niet wisten, en zeiden: Leer ons eens hoe we bidden moeten! Johannes de Doper deed dit al voor zijn volgelingen. Doe het ook voor ons.
En Jezus gaat op dat verzoek in.
Lucas schrijft de tekst voor ons op. En we hebben er  dan meteen een theologisch probleem bij, want Mattheüs heeft ook een tekst van het Onze Vader opgetekend, maar de beide teksten verschillen nogal. De bewoordingen wijken althans van elkaar af.Daarop wil ik hier niet dieper ingaan. Ik volsta er wat dat betreft mee u erop te wijzen, dat het ons allen zo welbekende Onze Vader de gedachte oproept aan en gemeente-bijeenkomst. Het heeft een liturgisch karakter.
(Even tussen haakjes: wij zullen straks samen de versie van Lucas bidden, die staat op uw papier.
Dat u zich niet vergist…)
   Lucas verkort de aanhef van het gebed en begint eenvoudig met: Vader.
Daarbij stellen wij ons een situatie voor, waarbij een zoon zijn vader aanspreekt, op de manier waarop bij ons een kind Pappa zou zeggen. Bij Lucas leert Jezus Zijn discipelen hoe ze God in een vertrouwelijke sfeer kunnen ontmoeten. Hij leert ze hoe ze in het gebed Gods verborgen omgang kunnen vinden. Begin met te aanvaarden, dat Hij een vader is, die ons leven van het begin tot het eind behoedt, zodat wij in alle nood, die ons overkomt, op Hem zullen blijven vertrouwen. Zo heeft Jezus zelf in vertrouwen aanvaard, dat Hij gekruisigd zou worden, en vertrouwde Hij dat Zijn vlees geen verderf zal kennen. Hij geloofde, dat Hij na Zijn dood zou worden opgewekt.
Hij was bereid Zijn vijanden te vergeven en voor hen te bidden.
Zo leerde Hij Zijn discipelen wat God, Zijn Vader, van Hem verlangde, en wat de Vader dan natuurlijk ook van de discipelen  verwachtte...

Hij vertelde hun ten slotte wat zij op hun beurt van hun hemelse Vader mochten vragen.
We vinden dat in de laatste regel van het voorgelezen gedeelte uit Lucas 11. In vers 13 staat daar dat God zeker aan ieder, die dat van Hem verlangt, een geest zal geven die op God gericht en van Hem vervuld is. Heilige geest!!
Dat is wat wij nodig hebben en mogen vragen als we God in gebed aanspreken en ontmoeten!
En heilige, op God gerichte gezindheid en levens-wijze is wat we van God zullen ontvangen als we Hem daarom vragen.

Die overtuiging heeft Jezus behouden in Zijn kruisiging, en Zijn Vader heeft Hem aan de dood ontrukt.
Die overtuiging heeft het Joodse volk tot op heden laten voortbestaan, ondanks de grootscheepse pogingen om het uit te roeien.
En diezelfde overtuiging is de eeuwen door de vertroosting geweest van hen die het evangelie van Jezus beluisterd hebben en er ook in onbegrijpelijke tegenspoed een stil en gerust leven in gevonden hebben. Ik wens ons dat allemaal toe.
Amen.

Muziek

Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om  door  te geven, om met velen te delen
     en er zo dubbel van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:   in de collecte

Wij zingen gezang 294 :1, 2, 4, 5, 6    Laat komen, Heer, U rijk... = Lied 756

Op U staat onze hoop...die onze Herder zijt!

Collecte onder het naspel.


Gebed over de gaven
Grote God, vol eerbied komen wij tot U met onze gaven.
Wil ze aanvaarden, wil ons aanvaarden. 
Door Jezus Christus, onze Heer. 
Amen.



Laten we danken en bidden:
Vader in de hemel, die wij naar Jezus' woord gewoon Vader mogen noemen,
U bent de schepper van onze wereld en Uw Geest bestuurt en leidt haar naar een gelukkige toekomst. Dat is Uw belofte en daarop vertrouwen wij.
Wij zijn U dankbaar voor ons bestaan en voor Uw leiding, ook al staat ons geringe verstand niet toe de soms kwellende raadselen te begrijpen waarmee wij hier beneden geconfronteerd worden. Waartoe dient het dat zoveel kinderen door de burgeroorlog in Syrië op de vlucht gejaagd in kampen moetne opgroeien? Waarom is misbruik van kinderen eerst na jaren onder onze publieke aandacht gekomen?
Wij zien vaak het kwaad aankomen maar slagen er niet in het te verhinderen. Hoe kunt U het toelaten?
Het troost ons maar weinig, dat zo heel veel mensen al hun tijd gebruikt hebben om te zoeken naar Ruben en Julian, al was het hartverwarmend dat het gebeurde, en leidde al die  inspanning niet tot een ontknoping, waar we op hoopten.

Daarom bidden wij U dat wij onze geest bestendig gericht mogen houden op Uw belofte, dat U de wereld waarin wij leven niet in de steek zult laten. En ook, dat wij onze vreugde mogen vinden in de gehoorzaamheid aan Uw gebod tot liefde voor U en onze medemensen.
Leer ons goed te zijn voor bozen en goeden.
Vervul met heilige, op U en op Jezus gerichte, geest alle mensen, die lijden onder onrecht, zoals velen die arm zijn, overal ter wereld.
Verleen de troost van Uw nabijheid aan het die getroffen zijn door de recente treinramp in Spanje, en gedenk de talloze slachtoffers van de econo-mische crisis. Spoor ons aan actief te zijn bij alles wat gebeurt om het maatschappelijk leed te verlichten.

Wij bidden ook voor  de ouderen en de zieken in deze gemeente, voor, zoals mijnheer Wouters...

En in stilte leggen wij bij U neer wat ons nog meer bezig houdt…

Vader, laat Uw Naam geheiligd worden
en laat Uw koninkrijk komen.

Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.

Vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven iedereen
die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving.”’
 


Slotlied: NL 948 (Nieuw Liedboek)


Zegen:
De heilige God van Israël,
de Vader van alle mensen,
wil ons behoeden met Zijn liefde,
wil ons dragen met Zijn Geest,
wil ons voorgaan in Zijn Zoon.
Alle
dagen van ons leven.