cantate 6 mei 2007 in de Lutherse kerk te Heusden.
Organist: Hans van Rossum. 

IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft

Wij vragen U:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven

Dat ons gelovig gebed wordt verhoord, verzekert ons de apostel Johannes in zijn Evangelie waar hij zegt: Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Vandaag is het zondag Cantate. De vierde zondag van de zes zondagen tussen Pasen en Pinksteren. In die periode viert de kerk, dat zij door Zijn Hemelvaart een blijde toekomst mag verwachten. De namen van de zondagen getuigen daarvan. Na Pasen voelen wij ons als herboren: quasi modo geniti, dat is een Latijnse uitdrukking uit de introïtuspsalm. Die wil zeggen, dat het weer net zo is als toen wij nog maar pas het levenslicht hadden gezien. God heeft Zich in Zijn trouw opnieuw met barmhartigheid naar ons toegewend. Daarom heet de tweede zondag Misericordias Domini, en het past ons dan Hem onze dankbaarheid uitbundig te betuigen. We willen jubelen op de derde zondag Jubilate, zingen op de vierde: Cantate, en bidden op de vijfde zondag: Rogate, want bidden is spreken met God en we willen Hem zeggen moet hoeveel vreugde en dankbaarheid we terug denken aan Pasen. Op de zesde zondag bidden we wederom, maar nu is de vreugde getemperd. Exaudi is de naam van die dag: verhoor ons, Heer! Want na de Hemelvaart van Jezus hebben wij, overigens ten onrechte, het gevoel alsof wij er nu alleen voor staan, alsof we wezen zijn. En dat enigszins angstige gebed wordt méér dan verhoord als we op de Pinksterdag vieren, dat wij met de Geest en de Kracht van God begiftigd, de getuigen mogen zijn van Gods werk aan een vreugdevolle toekomst voor de mensheid en voor de hele schepping.

U vraagt zich misschien af waartoe deze ongebruikelijke en nogal uitvoerige inleiding dienen moet. Ik doe dat, omdat ooit besloten is dat er slechts om de andere zondag in deze kerk dienst gehouden wordt. Daardoor loopt u als gemeente gevaar, dat de samenhang tussen de zondagen en de feesten een beetje verloren gaat, omdat belangrijke punten in dat fraaie liturgische geheel minder belicht worden. De bedoeling is dat u zondag aan zondag in de gezamenlijke eredienst meebeleeft hoe de verschillende onderdelen met elkaar verbonden zijn en elkaar versterken.
Dat is nu niet mogelijk, en ik tracht daarom wat tegenwicht te geven.

Natuurlijk weet ik, dat ik op die manier zelf gevaar loop te veel hooi op mijn vork te nemen, vooral ook omdat wij in deze dagen van dodenherdenking en bevrijding daar niet aan voorbij kunnen gaan zonder er enige aandacht aan te besteden. Het is wel een ernstig bezwaar, dat het grote aantal onderwerpen het risico meebrengt dat de diepgang verloren gaat.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik onder de gegeven omstandigheden, die ik niet kan veranderen, mijn best zal doen u te wijzen op het fundament van ons Christelijk geloof. En mocht dat niet voldoende bevredigend voor u verlopen, wat verhindert u mij straks een paar pittige vragen te stellen?
Maar nu gaan we toch echt onze introïtus zingen!

De introïtuspsalm op deze zondag Cantate is psalm
98: 1 en 2


LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
EN LAAT ONS ZIJN NAAM PRIJZEN,
WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE

 

Zondagsgebed
Goede God, wij danken U dat wij mogen zingen tot Uw eer, en dat wij hebben mogen leren dat óók te doen, als ons hart er niet naar staat.
Wil ons hart dit uur, en alle dagen van ons leven, openen tot Uw lof,
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.

Lezing: 2 Koningen 2: 1 – 18
1 De tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou opnemen.
Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken,
2 maar Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga.’ Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen op weg naar Betel.
3 De profeten uit Betel kwamen Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het, ‘antwoordde hij. ‘Zegt u maar niets.’
4 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen naar Jericho.
5 De profeten uit Jericho kwamen naar Elisa toe en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het, ‘antwoordde Elisa. ‘Zegt u maar niets.’
6 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar de Jordaan ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen verder.
7 Bij de oever van de Jordaan hielden ze stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand staan kijken.
8 Elia deed zijn mantel af en vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken.
9 Terwijl ze overstaken vroeg Elia aan Elisa: ‘Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag het maar.’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij dubbel in uw geest delen.’
‘Je vraagt iets heel moeilijks, ‘zei Elia. ‘Als je ziet hoe ik van je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet, gebeurt het niet.’
11 En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel.
12 Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn kleren.
13 Hij raapte Elia’s mantel, die was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil.
14 Hij sloeg met Elia’s mantel op het water en riep uit: ‘Waar is de HEER, de God van Elia?’ Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken.
15 De profeten uit Jericho, die Elisa vanaf de overkant in het oog hielden, zeiden tegen elkaar: ‘De geest van Elia is op Elisa neergedaald.’ Ze gingen hem tegemoet, knielden voor hem neer
16 en zeiden: ‘We hebben vijftig flinke mannen bij ons. Laat die uw meester gaan zoeken. Misschien heeft een geest van de HEER hem opgetild en ergens op een berg of in een dal neergeworpen.’ ‘Doe dat niet, ‘zei Elisa,
17 maar ze drongen zo aan dat hij ten slotte hun aanbod aannam. Vijftig mannen werden erop uitgestuurd en zochten drie dagen lang, maar ze vonden Elia niet.
18 Toen ze terugkwamen bij Elisa, die in Jericho zijn intrek had genomen, zei hij tegen hen: ‘Ik had u toch gezegd dat u niet moest gaan zoeken?’

Psalm 68: 6 en 7
  

Epistel: Efeze 4: 1 – 13
1 Ik, die gevangen zit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen:
2 wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde.
3 Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft:
4 één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping,
5 één Heer, één geloof, één doop,
6 één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is.
7 Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft.
8 Daarom staat er: ‘Toen hij opsteeg naar omhoog, voerde hij gevangenen mee en schonk hij gaven aan de mensen.’
9 ‘Hij steeg op’ –wat betekent dat anders dan dat hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde?
10 Hij die is afgedaald is dezelfde als hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen.
11 En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren,
12 om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd,
13 totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.


Psalmwoord: De rechterhand van de Heer verheft mij, de rechterhand van Heer doet machtige daden! (psalm 118:16) HALLELUJA!

Ons loflied is gezang 169: 1 – 4  Zingt nu de Heer, stemt allen in met ons die God lof zingen... = Lied 654


Voordat ik u het Evangelie van vandaag laat horen, moet ik u iets vertellen wat u in het geheel niet verwacht. Het betreft het slot van het Marcus-evangelie. Daar ís iets mee, want één handschrift eindigt met niet meer dan twee verzen, gevolgd door een plotseling ‘Amen’, maar een andere uitgave heeft op die plaats niet minder dan twaalf verzen. En de klap op de vuurpijl is dat noch het korte, noch het lange einde van Marcus afkomstig zijn. We kennen zijn stijl uit het voorafgaande, en geen van beide slotpassages passen bij wat wij van hem menen te weten.
Als we ze alle twee weglaten, eindigt het Evangelie met innerlijke tegenspraak. Theologen hebben dat altijd wel geweten natuurlijk, maar pas de Nieuwe Vertaling geeft de teksten, en daarmee ook de keuzes, aan de gemeenten in handen. Ik begin met het 16de en laatste hoofdstuk bij het vers waarin verteld wordt hoe drie vrouwen, onder wie Maria Magdalena, terugkeren van hun vergeefse bezoek aan Jezus’ graf. Zij hadden daar een in het wit geklede jongeman ontmoet, die hun een opdracht gaf.
Marcus 16: 7 – 8 voorlezen.
7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’
8 Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
De drie vrouwen waren dus wel heel erg geschrokken, zozeer zelfs, dat ze de meegegeven boodschap (volgens Marcus) niet doorvertelden.

Net als iedereen denkt ook u nu, dat dit als einde van het verhaal hoogst onbevredigend is. Het evangelie moet juist de wereld in. Daar past niet bij, dat de vrouwen hun mond stijf dichthielden.

De oplossing ligt voor de hand. Iemand die ons onbekend is, maar die net als Paulus van zichzelf denkt dat hij toch ook wel een beetje met Heilige Geest begiftigd is, formuleert in twee zinnen een mooi slot voor het evangelie.
Alles wat hun opgedragen was, meldden zij in het kort aan de kring rond Petrus.
Daarna stuurde Jezus Zelf Zijn leerlingen er op uit om van het Oosten tot het Westen de heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen. Amen.
 

Blijkbaar was niet iedereen ermee tevreden. Weer een ander vond, dat dit vervolg niet naadloos aansloot bij het voorafgaande en dat de toevoeging als geheel wat al te kort was uitgevallen. Hij maakte toen een langer einde, waarvan duidelijk is, dat het een samenvoeging van berichten uit Mattheüs, Lucas en Johannes is. Deze 13 verzen vindt u in alle vertalingen afgedrukt en ik ga ze u tenslotte nu voorlezen. De twee verzen van zo-even treft u alleen in de Nieuwe Bijbelvertaling aan, en daarop zal ik mijn preek baseren.

Marcus 16: 9 – 20.
9 Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven.
10 Ze ging het nieuws vertellen aan de mensen die hem hadden vergezeld en die nu om hem treurden en rouwden.
11 Toen ze hoorden dat hij leefde en dat zij hem had gezien, geloofden ze het niet.
12 Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad aan het wandelen waren.
13 Ze gingen terug en vertelden het aan de anderen; maar ook zij werden niet geloofd.
14 Ten slotte verscheen hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt.
15 En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend.
16 Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.
17 Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen,
18 met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
19 Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God.
20 En zij gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.


Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!
 


Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.
Daarna stuurde Jezus Zelf Zijn leerlingen er op uit om van het Oosten tot het Westen de heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen. Amen.

Lieve vrienden,

Twee weken geleden las ik u evenals vandaag voor uit de Nieuwe Vertaling, maar toen preekte ik uit de vertaling van het NBG. Vandaag echter ben ik aangenaam gestemd door de Nieuwe Bijbelvertaling, die het gewaagd heeft een niet-canoniek stukje af te drukken als tweede slot op het Marcusevangelie. Dat is echt een waagstuk!

Niet-canoniek wil immers zeggen: niet door de kerk als gezaghebbend erkend. Want vast staat wel, dat het niet door Marcus geschreven is. Daarvoor is er te veel verschil in woordgebruik en in stijl. Toch denk ik dat het met goddelijke inspiratie gesproken is, omdat de kerkvader Hiëronymus ermee instemde, maar vooral omdat het slechts twee woorden nodig heeft om aan te geven waar het in het evangelie om gaat.
We horen hier nl. spreken van een eeuwige verlossing.
U mag ook zeggen: een eeuwige bevrijding.
Met onze nationale bevrijdingsdag net achter de rug geeft deze tweede vertaling een zekere actualiteit aan wat de discipelen ingevolge Jezus’ opdracht als evangelie moeten gaan verkondigen van het Oosten naar het Westen. De zon gaat op in het Heilige Land, ook geestelijk gesproken, maar ze zal haar licht niet alleen op Jeruzalem, maar eveneens op Rome, in het Avondland laten schijnen. In de Kersttijd beginnen we daarvan al te zingen. Het daget in het Oosten, het licht schijnt overal. Hij komt de volken troosten die eeuwig heersen zal. En met Pinksteren is het dan zover dat de discipelen de wereld ingeslingerd worden om in het Oost- en het Westromeinse rijk de duisternis te verdrijven.

Zij hadden net als wij een fikse duw in de rug nodig om in beweging te komen, maar tenslotte zien we ze dan toch overal bezig met de verkondiging van hun boodschap van bevrijding.
Dat woord heeft een zeldzaam aantrekkelijke klank. De vreugde, die zich van ons Nederlanders meester maakte, toen ons land in 1945 in de meimaand eindelijk van de aanwezigheid van onze vijanden verlost werd, zal niemand die het heeft meebeleefd ooit vergeten. Na vijf lange en onzekere jaren konden we weer onbevreesd praten en naar een menselijke, humane wijze van samenleven terugkeren.

Ons verlangen naar een menswaardig bestaan voor allen in het herrezen Nederland had zeker wel iets te maken met de verwezenlijking van Christelijke normen en waarden in onze maatschappij. Wij hadden immers de bedoeling de vervulling van onze idealen christelijk in te kleuren…

Daarvan is minder terecht gekomen dan onze illusies van destijds ons voorspiegelden. De samenleving heeft zich anders ontwikkeld. Dat mogen we betreuren, maar belangrijker is eigenlijk dat het in de boodschap van de christelijke kerken in wezen altijd gaat om de eeuwige bevrijding, die in het evangelie gepredikt wordt.
De bevrijdingstheologie, die in de 50-jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog machtig opkwam, verloor het bijgevoegde adjectief eeuwige in feite uit het oog. Zij nam haar uitgangspunt wel bijbelgetrouw in de spectaculaire bevrijding van het volk Israël uit de Egyptische slavernij, maar de bevrijding die Jezus, eerst aan Zijn volk, maar vervolgens toch ook aan andere volken gebracht heeft, is beslist van een wijdere strekking dan de bevrijding, die het onderwerp is van het Joodse Paasfeest.
Wij zijn in 1945 bevrijd van de Nazi’s en hun barbarij, maar de boodschap van Jezus die door de kerk, (en dat zijn wij hier zelf) wordt uitgedragen, spreekt van een eeuwige bevrijding.
Paulus en andere apostelen hebben juist díe boodschap herhaaldelijk in gevangenschap verkondigd. Ondanks hun gevangenschap waren ze vrij in hun verkondiging.
En degenen onder ons, die in bezettingstijd het Evangelie predikten en eruit leefden, hebben weet gehad van de eeuwige bevrijding, die hun moed en krachten gaf om verzet te plegen.
Ondanks de bezetting waren ze in de kracht van de Heilige Geest vrije mensen.

Na de oorlog is algauw een boek verschenen over het verzet van de Ned. Hervormde Kerk tegen de bezetter. Daarin vinden we allerlei heldhaftige daden geboekstaafd, die deze kerk zeker tot ere strekken. Maar in het kader van de boodschap die zij van Godswege moet verkondigen is het verzet niet uitsluitend gericht op het neerslaan van de vijand. De op de bezetters behaalde overwinning en de hun vervolgens opgelegde vrede zijn pas compleet, als de voormalige vijanden voortaan in innerlijke vrede met elkaar kunnen voortleven. Dat vergt gewoonlijk aan beide zijden veel tijd, want de in een oorlog opgezweepte gevoelens zijn niet snel tot bedaren te brengen. Er is te veel gebeurd, er zijn te veel doden gevallen, en niet alleen in de strijd!
Hele volken en mensengroepen zijn zomaar vermoord, met voorbedachten rade.

De heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige bevrijding is erop gericht een universele vrede tot stand te brengen onder alle volken in de wereld. Dat proces is nog in volle gang en het feest van Pasen verzekert ons, dat de dood niet het laatste woord heeft, hoewel de vrouwen, die naar Jezus’ graf gingen om Zijn lichaam te balsemen, dachten van wel.
Dat is ook onze eerste gedachte, en de discipelen, die hoorden van een ledig graf, veronderstelden heel nuchter, dat Jezus’ lichaam vermoedelijk weggenomen was. Pas Jezus’ verschijning overtuigt hen, dat Jezus de dood achter zich gelaten heeft.
Dan komt er ruimte voor de hun opgedragen verkondiging van de eeuwige bevrijding.
En als Jezus ten hemel vaart, in de traditie van de profeet Elia, beseffen ze dat Hij Zijn belofte van een vredevolle toekomst voor alle volken vanuit den hoge waar zal maken, langs de weg van hun verkondiging.

De dood heeft niet het laatste woord.
De goddeloze, die de shoa, de volledige uitroeiing van het Joodse volk, bedacht heeft, is in zijn opzet niet geslaagd en zijn naaste medewerkers zijn voor het gerecht gebracht en bestraft. Ook de zigeuners zijn niet restloos omgebracht al is het miljoen, dat uit hun midden de oorlog niet overleefd heeft, een schrikwekkend hoog getal.
Elk mensenleven is kostbaar in Gods ogen.
En niemand mag zomaar van het leven beroofd worden.
Maar onze dood is het einde niet.
Er is ook na de shoa een toekomst voor Israël, het volk van God. Wij geloven dat wij door Gods barmhartigheid bij hen ingelijfd zijn en dat Hij ons toerust met Zijn Pinkstergaven om standvastig Zijn boodschap aan de wereld bekend te maken.
Er is een toekomst voor de wereld en de hele mensheid, ondanks het kwaad dat in de 2e wereldoorlog zich zo hevig en niets ontziend gemanifesteerd heeft. Maar Gods antwoord ligt besloten in de boodschap van eeuwige bevrijding.
Die boodschap is onze duurzame vreugde. En God willen we daarvoor aanstonds zingend dankzeggen.

Zingt dan de Heer, stemt allen in, want in Christus is ons leven. Amen.

Muziek

Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
 
wij kunnen daarin delen:

dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin, in de collecte!

We zingen: gezang 169: 5 en 6 = Lied 654

Zingt dan de Heer, stemt allen in met ons die God lof geven:
... In Christus is ons leven!

collecte

gebed over de gaven

Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,

en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.

Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen

Laten we danken en bidden:

Voor onze vrijheid U te eren en te dienen, willen we U danken.
Voor onze vrijheid de vlag uit te steken, te zeggen wat we denken, zolang dat niet is bedoeld om een ander te kwetsen, te leven zoals ons gegeven is, zijn we diep dankbaar.
En wij bidden U voor allen die deze vrijheden moeten missen.

Wij bidden U voor de slachtoffers van het natuurgeweld dat soms hele dorpen wegvaagt…

......


Heer, maak ons een bode van Uw vrede:
waar haat heerst:     laat ons liefde brengen,
waar krenking is:     vergeving,
waar tweedracht is: verzoening,

Waar twijfel is:                 
geloof,
waar wanhoop is:     hoop,
waar droefheid is:    vreugde,
waar duisternis is:   Uw licht.

Want als wij geven worden wij rijk,
als wij onszelf vergeten vinden wij de vrede.
Als wij vergeven verkrijgen wij de vergiffenis,
als wij sterven verwerven wij de eeuwige opstanding.
Geef vrede, Heer!
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede,
zoals in de hemel zo ook op aarde.
geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade

Slotlied: gezang 229: 1 en 5 De dag van onze Vorst brak aan! 



De genade van onze Heer Jezus Christus,
de liefde van God de Vader
en de gemeenschap van de Heilige Geest
is en blijft met u allen. Amen