liturgie zondag quasi modo geniti 2005 te Nijmegen  Organiste: mevrouw Krommenie


IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden en laat ons weer in vrede leven

ZO LIEF HAD GOD DEZE WERELD, DAT  HIJ ZIJN ENIGGEBOREN ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG!

Introïtus-psalm is psalm 81: 1 en 4



LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD, EN LAAT ONS ZIJN NAAM PRIJZEN, WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE 

Zondagsgebed
Machtige God, die Uw Zoon van de doden hebt opgewekt,
geef ons dat ook wij, door Uw genade geboren,
in een nieuw leven wandelen.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament Exodus 28: 31-38
Maar allereerst wil ik u een plaatje laten zien van een granaatappeltje dat is gevonden in de buurt van Jeruzalem, en waar een miljoen dollar voor is betaald. Het zou namelijk een deel kunnen zijn van de kleding van de hogepriester. Aan de zoom van zijn kleed waren namelijk om en om een granaatappeltje en een belletje bevestigd. Die vind je tegenwoordig rond de bekleding van de wetsrollen in de synagoge!
De granaatappel is een vrucht, en die staat voor bijzondere vruchtbaarheid, en dus een bijzonder rijke zegening. 

Dit stukje is een onderdeel van een langere beschrijving van de kleding van de hogepriester Aäron. De priesterschort, in het Hebreeuws ephod is een lendendoek, die stijf staat van het gouddraad, dat er in verweven is. Alleen een priester draagt dat gewaad, maar hij draagt ook nog andere karakteristieke kledingstukken. De beschrijving begint in ons stukje bij het opperkleed van de hoge-priester. Van belang is de versiering van de tulband, die de hogepriester op het hoofd heeft. Daarop is n.l. een gouden rozet bevestigd waarop de tekst gegraveerd staat: ‘Den Heere heilig’. (Die rozet is volgens een andere vertaling een gouden plaat!)
Als verklaring wordt daaraan toegevoegd, dat Aäron als Middelaar de schuld van het verbondsvolk bij God brengt, die haar wegneemt.
31   Het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, moet in zijn geheel van blauwpurperen wol gemaakt worden.
32  De halsopening komt in het midden en wordt afgezet met een rand die net zo geweven is als die van een wapenrok, om inscheuren te voorkomen.
33  Op de hele zoom moet je granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aanbrengen met gouden belletjes ertussen,
34  steeds om en om een gouden belletje en een granaatappel.
35  Aäron moet dit bovenkleed dragen wanneer hij dienst doet. Wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor de HEER te verschijnen en wanneer hij weer naar buiten komt, moet het geluid van de belletjes te horen zijn, anders zal hij sterven.
36  Maak een rozet van zuiver goud en graveer daarin, als in een zegel, de woorden “Aan de HEER gewijd”.
37  Bevestig deze voor op de tulband met een koord van blauwpurperen wol.
38  Door de rozet voortdurend op zijn voorhoofd te dragen, neemt Aäron de schuld van de Israëlieten op zich wanneer zij tekortschieten bij het brengen van hun heilige gaven; dan worden deze door de HEER aanvaard.

Gezang 460: 1 en 2 Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in Zijn geduld... = Lied 103c


Epistellezing: Hebreeën 4: 14 – 5:10
Wij lezen in deze pericoop dat Aaron maar voor een tijd hogepriester is geweest, maar dat Jezus, omdat Hij de Zoon van God is, voor eeuwig door Hem als zodanig is aangesteld.
14  Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden.
15  Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde.
16  Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.
5: 1  Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
2  Doordat hij zelf aan zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip op te brengen voor hen die uit onwetendheid dwalen,
3  en daarom moet hij niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk maar ook voor zijn eigen zonden.
4  Niemand kan zich die waardigheid toe–eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde.
5  Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.’
6  Ergens anders zegt hij iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’
7  Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God.
8  Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd.
9  En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding,
10   omdat God hem heeft uitgeroepen tot hogepriester zoals Melchisedek dat was.

Psalmwoord: Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, laten wij juichen en ons verheugen! HALLELUJA!

Gezang 460:3 = Lied 103c: 3
  

Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 2: 1 – 12
We lezen die in de Nieuwe Vertaling, met één wijziging in vers 5: Daar lezen we Kind, ipv Vriend.
1  Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was.
2  Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun de heilsboodschap.
3  Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd.
4  Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken.
5  Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Kind, uw zonden worden u vergeven.’
6  Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf:
7  Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven!
8  Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets?
9  Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”?
10  Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde:
11  ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’
12  Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien, ‘zeiden ze.
Zalig die het woord van God horen, en er gehoor aan geven!

In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden met het zingen van gezang 215: 1 - 3 Christus, onze Heer, verrees... - Lied 624



Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.

Marcus 2: 5b: ‘Kind, uw zonden worden u vergeven.’

Lieve vrienden,
Aan het begin van hoofdstuk 2 van het Evangelie volgens Marcus, zien we Jezus zitten in Zijn huis te Kapernaüm. Jezus is bezig het Woord van God te verkondigen, een prophetie, die een volslagen nieuwe tijd inluidt. Het Woord keert niet ledig tot Hem terug. Het doet zijn werk en ontelbaar vele genezingen vinden plaats om Jezus heen.
Ook de verlamde wordt van zijn handicap bevrijd. Hij kan weer lopen en draagt nu zelf het matrasje waarop hij eerst aangedragen was, met zich mee naar huis. Deze genezing heeft echter een kenmerk, dat de vorige genezingen niet hadden. Zij gaat vergezeld van geloof dat in liefde werkzaam is.
Een groepje vrienden doet er immers alles aan om de verlamde bij Jezus te brengen. Ze moeten er zelfs het dak van het huis voor openbreken.
Toen Jezus dat geloof zag, dat een antwoord was op het Woord van Gods liefde dat Hij juist bezig was te prediken, zei Hij tot de verlamde: Kind, uw zonden worden u vergeven. Op dat ogenblik ging de hemel open, omdat Jezus voor het eerst vernieuwde mensen ontmoette, mensen die het Woord van God, dat vernieuwing predikte, geloofden en dat geloof in liefdedaden omzetten. Het is een mooi verhaal, maar toch roept het een critische vraag op: waarom krijgt de vergeving der zonden aanvankelijk alle aandacht en schijnt de genezing totaal vergeten?
Daar wil ik even bij stilstaan. Waarom genas Jezus de man niet eerst? Het was de verlamde en zijn vrienden toch om genezing begonnen?

Eigenlijk gaat de vraag nog wat dieper: zou Jezus de verlamde überhaupt wel genezen hebben, als in dat grote gezelschap dat zich daar in Zijn huis bevond, niet ook wetgeleerden waren geweest, die het hele gebeuren met critische en in feite afkeurende blikken volgden.  Het lijkt wel alsof de genezing uitgelokt werd door hun negatieve reactie.

Marcus’ verteltrant geeft zeker aanleiding tot onze vraag, maar tegelijk merk ik op, dat hier een misverstand optreedt, dat typerend is voor het ongeloof, dat er bij ons allen diep in zit. Lichamelijke gezondheid houden wij als het ware vanzelf-sprekend voor belangrijker dan geestelijke gezondheid. Voor de gelovigen is het echter precies omgekeerd.
Het geestelijke heeft voorrang boven het lichamelijke.
Hoe ouder we worden, des te duidelijker blijkt dat het geval te zijn. Het leven hier op aarde neemt, zoals wij allen weten, onvermijdelijk een einde; de verlamde man, die naar Jezus’ huis gedragen werd, zal, zo niet aan een ziekte, dan toch later wel van ouderdom gestorven zijn. Maar het eeuwig leven, dat hem door de zondenvergeving geschonken was, reikt verder dan het leven hier beneden.
Dat mag ons tot troost zijn, vooral als steeds meer ziekten ons gaan belagen in onze ouderdom.
Het allereerste en het allerbelangrijkste wat Jezus ons schenken wil, is de vergeving van onze zonden. Op Zijn woord gaat de hemelpoort open, en heeft ons geloof ons voor altijd behouden.
De hoop op een eeuwig leven houdt trouwens in, dat wij de verrijzenis der doden verwachten en een leven op een nieuwe aarde.
De opstanding van onze Heer heeft ons dat nog zeer onlangs duidelijk gemaakt.
Hij kwam op aarde terug in een vernieuwd lichaam. In de herschepping, waar we naar uitzien, zal er van ziekte of dood geen sprake meer zijn.
In zoverre is de lichamelijke genezing, die de verlamde ontvangen mocht, onverbrekelijk verbonden met de zondenvergeving. Zij is een teken en een voorlopige vervulling van de belofte, dat onze God een nieuwe schepping voorbereidt, een nieuwe aarde en een nieuwe hemel met nieuwe mensen onder wie Jezus onze Heer als eerste uit de doden is opgestaan. Wij ontvangen de belofte, dat wij nog zullen worden zoals Hij.
En met de Heidelberger Catechismus mogen wij zeggen, dat onze enige troost in leven en in sterven is, dat wij Hem toebehoren.
Met Hem zullen wij eenmaal opstaan in een vernieuwd lichaam en een leven op een vernieuwde aarde.

II Ik maak u er wel attent op, dat op het ogenblik van de genezing van de verlamde Jezus’ toehoorders geen van allen nog wisten, wat Zijn levensloop uiteindelijk zou brengen.
Duidelijk was alleen, dat bij Hem genezing van allerlei ongeneeslijke ziekten te vinden was voor iedereen, die zich tot Hem wendde. 
Zoals ik zojuist gezegd heb, is de vergeving van zonden, die Jezus hier met goddelijk gezag uit-spreekt een geheel nieuw element in het Evangelieverhaal.
De hemel gaat open wanneer Jezus voor het eerst mensen ontmoet wier geloof zich uit in naastenliefde.
Zijn vergeving van zonden kon een verlamde van diens bed doen opstaan.
Nu wij zojuist het Paasfeest gevierd hebben, zien wij dadelijk het verband van het opstaan uit de totale machteloosheid als gevolg van de verlamming met het opstaan uit de totale machteloosheid die door de dood teweeggebracht wordt.
Voor de toenmalige toehoorders en toeschouwers was dat nog een geheim, dat pas later onthuld zou worden. Zij waren op dit ogenblik alleen maar blij en gelukkig met wat ze zagen en hoorden.

Niet iedereen deelde echter in de vreugde.
De schriftgeleerden in hun midden waren volstrekt niet verheugd. Zij hielden zich innerlijk van de menigte afzijdig, en weigerden te erkennen, dat God voor hun ogen werkzaam was.
Zij hadden kennelijk hun genezen en begenadigde volksgenoot niet lief, en waar Jezus leven gaf, spraken zij een doodvonnis uit.
Op godslastering staat immers de doodstraf.
De volksmond zegt: Veel weten maakt niet gelukkig. Ik varieer het een beetje en maak ervan, dat veel studeren niet gelukkig maakt en niet vanzelf leidt tot menslievendheid, ook niet als juist Gods woord, dat overal van liefde spreekt, het voorwerp van nooit aflatende studie vormt. Het is eigenlijk wel een heel vreemd verschijnsel, maar we zien het toch wel vaker om ons heen, zowel in als buiten de kerk, dat mensen, die goed op de hoogte zijn van Gods woord, zich niet wezenlijk aangesproken voelen door de inhoud ervan. Zij zijn liever toeschouwer dan deelnemer.
En wat ons zelf betreft, heeft Jezus ons niet zonder reden opgelegd om te bidden dat we niet in verzoeking geraken.
Heer, bespaar ons, dat ons  geloof beproefd en getoetst wordt. We zouden wel eens in de kuil der liefdeloosheid kunnen vallen.

III De wetgeleerden hadden overigens in de situatie met de verlamde toch wel aanwijzingen kunnen vinden, dat Jezus werkelijk van God volmacht had ontvangen om zonden te vergeven. Bepaalde woorden en gebeurtenissen roepen immers een wereld van gedachten op. Zo ook hier.
Zo pas gaf ik er een voorbeeld van met het woord opstaan. Wij leggen als christenen dan al gauw verband met de opstanding van Jezus.
Maar dat konden de wetgeleerden nog niet weten. Wel had het hun de ogen moeten openen toen ze zagen dat de verlamde bij Jezus gebracht werd.
Hij werd gedragen!
Beide uitdrukkingen stammen nl. uit de priesterlijke sfeer. Ik zal u onze lezing uit het Oude Testament nog eens in de Nieuwe Vertaling laten horen!
31   Het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, moet in zijn geheel van blauwpurperen wol gemaakt worden.
32  De halsopening komt in het midden en wordt afgezet met een rand die net zo geweven is als die van een wapenrok, om inscheuren te voorkomen.
33  Op de hele zoom moet je granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aanbrengen met gouden belletjes ertussen,
34  steeds om en om een gouden belletje en een granaatappel.
35  Aäron moet dit bovenkleed dragen wanneer hij dienst doet. Wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor de HEER te verschijnen en wanneer hij weer naar buiten komt, moet het geluid van de belletjes te horen zijn, anders zal hij sterven.
36  Maak een rozet van zuiver goud en graveer daarin, als in een zegel, de woorden “Aan de HEER gewijd”.
37  Bevestig deze voor op de tulband met een koord van blauwpurperen wol.
38  Door de rozet voortdurend op zijn voorhoofd te dragen, neemt Aäron de schuld van de Israëlieten op zich wanneer zij tekortschieten bij het brengen van hun heilige gaven; dan worden deze door de HEER aanvaard.
Mozes krijgt in Exodus 28 opdracht zijn broer Aäron en nog andere priesters tot God te laten naderen.
Gewoner gezegd: hij moet ze bij God brengen.
En het is dan weer hún taak de offers van het volk bij God te brengen om verzoening te verkrijgen voor hen die het offer aanbieden. Nu ik het u eenmaal verteld heb, hoort u zelf ook wat de wetgeleerden hadden kunnen horen en zien.
Een groepje vrienden deed de verlamde tot Jezus naderen.
Ze droegen hem naar Jezus, hem en zijn zonden. In Exodus 28 staat beschreven dat de hogepriester de zonden van Israël draagt. Telkens als de hogepriester voor God verschijnt met die zonden op zijn voorhoofd, draagt hij die zonden naar God en verdraagt God die zonden, die Hem tegenstaan. Maar toch laat Hij ze voor zich brengen, om ze weg te nemen.
De hogepriester draagt de zonden van het volk, als een voorafschaduwing van Jezus, die de zonden der mensen op zich neemt, verdraagt en wegdraagt.
Die woorden naderen en wegdragen staan in Marcus 2 als een echo van Exodus 28, niet zonder reden. We moeten daarbij bedenken, dat de eerste christengemeente zeer vertrouwd was met alle associaties, die het Oude Testament bij hen opriep. Sommige geleerden menen, dat Marcus die van priesterlijke afkomst was, aanvankelijk als dienaar van het woord in de synagoge werkzaam geweest was.
Dat zou betekenen, dat hij goed op de hoogte was van de heilige Schrift. Zo’n dienaar had nl. tot taak om voor de rollen te zorgen waaruit gelezen werd. Zijn eigen woordgebruik hier geeft dan natuurlijk extra-accent aan de associaties, die in dit verband opkwamen. Na de opstanding is het de christenen ten volle bewust geworden, dat op de goede Vrijdag Jezus op het kruis de zonden der mensen heeft gedragen en weggedragen.
Maar hier aan het begin van het evangelie geeft Marcus al aan, dat Jezus naar Zijn kruisdood als zoenoffer verwijst. Hij is onze eeuwige Hogepriester! Dat Jezus voor ons zondige mensen het offer van Zijn leven heeft gebracht, mag ons tot eeuwige vreugde strekken.
Het betekent immers, dat de woorden die Hij sprak tot de verlamde: “Kind, uw zonden worden u vergeven” ook voor ons bedoeld zijn. Wij zijn allen kinderen van God.  Jezus sprak die woorden met volmacht van God Zijn Vader. En de menigte, die ze hoorde, begreep ze toen nog maar half.
Niettemin waren de toehoorders toen al uitzinnig van vreugde. – Hoeveel te meer mogen wij dan nu verheugd zijn. Wij weten van kruis en opstanding!
De hemel staat voor ons open, door de vergeving van onze zonden.
Wij mogen uit onze onmacht opstaan, zoals de verlamde, als we maar in Jezus Christus geloven. 
En wij mogen ons geloof beleven in liefdedaden voor onze medemensen, voor vriend en vijand. Dan duurt ons leven tot in eeuwigheid en zo zullen we deel hebben aan de nieuwe wereld waar we altijd verlangend naar uitzien.
Amen

 
Muziek

ALLES WAT WIJ HEBBEN , HEBBEN WIJ VAN GOD GEKREGEN,
OM  DOOR  TE GEVEN, OM MET VELEN TE DELEN
     EN ER ZO VAN TE GENIETEN.

OOK NU EN HIER KUNNEN WE GESTALTE GEVEN AAN DAT DELEN:   IN DE COLLECTE
Wij zingen daarbij gezang 216: 1 – 3 Laat groot en klein nu vrolijk zijn, jubelend God dank bewijzen... 
 

collecte

gebed over de gaven
LIEVE GOD, WILT U ALSTUBLIEFT ZEGENEN WAT WE HIER BIJELKAAR HEBBEN GEBRACHT,
  ZODAT HET IS TOT EER VAN UW NAAM,
EN ZODAT HET UW GEMEENTE WERELDWIJD TEN GOEDE KOMT.
LAAT HET EEN OFFER ZIJN, DAT ONZE DANKBAARHEID EN LIEFDE UITDRUKT,
DOOR JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.  AMEN

Voorbeden:

Laten we danken en bidden:
Voor al degenen die begroefd zijn om het overlijden van de paus. VOor de paus zelf, dei zijn leven aan GOd en aan de vrede en het geluk van mensen gewijd heeft, stat de hemelpoort open. 

Voor de Lutherse gemeente van Nijmegen.
Misschien zijn er weinigen in de kerk, maar het is een gemeente met een vast geloof...


Slachtoffers van rampen, zieken... 

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade

Ons slotlied is gezang 473:1 Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan Uw eer... = Lied 912:1 

zegen:
De Heer van dood en leven,
schenkt ons allen overvloedig genade en liefde,
om Christus’ sterven en opstanding.
In Zijn dood sterft onze dood,
in Zijn leven mogen wij verder leven,
nu en altijd.
Amen.

En dan wordt er koffie gedronken, in de ruimte achter in de kerk.