Dienst 2 april 2006 Werkgroep Kerk  voor de Mensen. 

Voor de dienst afkondigingen en vooroefenen.        
Aan de vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken  

De gemeente zingt: gezang 324: 1 en 4 = Lied 272

Ingangspsalm (de gemeente gaat zitten)  
Zingen: psalm 42: 1 

Gelezen wordt:
Doe mij recht, o God, voer mijn gedichg, tegen een volk zonder vriendschap;
doe mij aan een man van bedrog en schurkerij ontkomen!
Want Gij mijn God en mijn veste: waarom hebt Gij mij verworpen, 
waarom moet ik gaan in het zwart onder druk vaneen vijand?
Zend uw licht en uw trouw, dat die mij mogen leiden,
met mij mogen komen naar uw heilige berg en naar uw woningen:
en ik mag komen tot het altaar van God, tot de God van mijn vreugde,
en zal juichen, u danken bij de harp, o God, mijn God!

Wat buig je je neer, mijn ziel, wat kreun je over mij?
Verbeid het van God, want eens zal ik Hem danken: 
die mijn aanschijn bevrijdt, die mijn God is!

Zingen: psalm 42:3

Zondagsgebed   

Heer God, hemelse Vader, - GIj hebt Uw Zoon ons gegeven als Hogepriester van ZIjn volk -, 
wij bidden U: geef dat wij ZIjn leven en sterven met een gelovig hart aanvaarden en ons verlaten op Zijn voorbeden, door Jezus Christus onze Heer.   Gem.: Amen.

Dienst van het Woord  

Zingen: gezang 7: 1 en 4 Het woord dat u ten leven riep...= Lied 316

 
Lezing eerste Testament:  

Jeremia 31: 31 - 34

31 De dag zal komen–spreekt de HEER –dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit,

32 een ander verbond dan ik met hun voorouders sloot toen ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze mij toebehoorden–spreekt de HEER.

33 Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten–spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk.

34 Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen, ”want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al–spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.

Zingen: gezang 347: 1, 4, 7, en 8 op de melodie van Nu daagt het in het Oosten. = Lied 346

Zingen psalm 110: 1, 3 en 4


Epistellezing : Hebreeën 5: 1 - 10

1 Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
2 Doordat hij zelf aan zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip op te brengen voor hen die uit onwetendheid dwalen,
3 en daarom moet hij niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk maar ook voor zijn eigen zonden.
4 Niemand kan zich die waardigheid toe–eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde.
5 Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.’
6 Ergens anders zegt hij iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’
7 Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God.
8 Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd.
9 En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding,
10 omdat God hem heeft uitgeroepen tot hogepriester zoals Melchisedek dat was.


Gezang: 173: 1 en 3
Alles wat over ons geschreven is gaat Gij volbrengen deze laatste dagen = Lied 556

Zingen: Gezang 186: 1, 2, 3, 8, en 11 Zing, mijn tong, bezing het teken van de zege in de strijd.



 
Aankondiging van de Evangelielezing 
    (Gem. gaat staan)

Evangelielezing:     Johannes 12: 20 - 36
Enkelen van hen die de opgang maken om te aanbidden op het feest zijn Hellenen; 21  die komen dan bij Filippus aan, die van Betsaïda in Galilea, en hebben hem de vraag gesteld en gezegd: heer, wat wij willen is: Jezus zien! 22  Filippus komt en zegt het Andreas; Andreas komt met Filippus mee en zegt het Jezus. 23  Maar Jezus zegt in zijn antwoord tot hen: het uur is wel gekomen dat de mensenzoon verheerlijkt wordt; 24  maar het is vast en zeker, zeg ik u: als de graankorrel niet valt in de aarde en sterft dan blijft hij alléén; maar als hij sterft draagt hij overvloedig vrucht; 25  wie zijn lijf–en–ziel te zeer liefheeft zal ze verliezen, en wie in deze wereld zijn lijf–en–ziel ‘haat’ zal ze bewaren voor het eeuwige leven; 26  als iemand mij dienstbaar wil zijn moet hij mij volgen, en waar ik ben daar zal ook mijn dienaar zijn; als iemand mij dient zal de Vader hem eer bewijzen;
    27  nu het zover is ‘is mijn ziel verbijsterd’;
{Ps 6:3} wat moet ik zeggen?– ‘Vader, red mij uit dit uur’?– {Ps 6:4 7:1} maar daarom ben ik juist gekomen: voor dit uur!… 28  ‘Vader, verheerlijk uw Naam!’. {Ps 8:1–9} Dan komt er een stem uit de hemel: ‘ik heb hem verheerlijkt en zal hem wéér verheerlijken!’ {Ps 7:5 8:5 en 1Sa 2:30} 29  Toen heeft de schare die daar stond en het hoorde gezegd dat er een donderslag was geschied; maar anderen hebben gezegd: een engel heeft tot hem gesproken! 30  Het antwoord van Jezus is dat hij zegt: niet om mij is deze stem geschied, maar om u!– 31  nú is het er: het oordeel over deze wereld; nú zal de overste van deze wereld naar buiten worden uitgeworpen!– 32  en als ik van de aarde zal worden omhooggeheven zal ik allen tot mij trekken! 33  Door dit te zeggen heeft hij in tekentaal aangeduid wat voor dood hij zou gaan sterven. 34  Dan antwoordt de schare hem: wij horen uit de Wet dat de Christus ‘zal blijven tot in eeuwigheid’; {Ps 89:36} hoe kunt ú dan zeggen dat de mensenzoon moet worden ‘omhooggeheven’: wie is die mensenzoon? 35  Dan zegt Jezus tot hen: nog een kleine tijdsspanne is het licht bij u; loopt zolang ge het licht hebt, opdat duisternis u niet overvalle; wie wandelt in het duister weet niet waar hij heengaat; 36  komt tot geloof in het licht zolang ge het licht hebt, om zonen–en–dochters van het licht te worden! Als Jezus dat heeft uitgesproken gaat hij weg en verbergt hij zich voor hen.
De gemeente gaat zitten.

Orgelspel

We gaan naar de crypte, en mediteren samen over de tekst van het Evangelie.  

Irma begint met een aantal gemeenschappelijke trekken die ze in de drie lezingen heeft opgemerkt. In Jeremia wordt eerst verteld hoe het was, dan dat de Heer Zijn woorden in hun hart zal leggen, en hun zonden zal vergeven. Iets dergelijks is ook in Hebreeën te vinden, waar Jezus zich in nederige overgave niet beroept op het zoonschap, maar in de leerschool van het lijden gehoorzaamheid leert. Dat wil zeggen: in zijn hart, niet uitwendig. En wie Hem gehoorzamen en volgen zullen eeuwig leven. In het Evangelie gaat het verder: met komt de mens Jezus zien met hun uitwendige ogen, maar Hij verwijst naar het zien van de Mensenzoon die verheerlijkt moet worden. Wie Hem wil dienen moet Hem volgen, en dus ook zijn of haar hart 'in de strijd gooien', dan wordt het werkelijk zien, en een grond voor handelen. 
De weg van de dienstbaarheid in gehoorzaamheid is Zijn glorie, wordt opgemerkt. Daarin is Hij de echte Mens. Telkens moeten we weer terug naar onszelf, en in ons hart zien Hem te gehoorzamen in de Geest die Hij voorleefde. 
Het is niet aan de overkant van de zee, maar in ons hart geschreven.
Iemand relateert aan een zenboek waarin stond: het enige dat je leren moet is wat je toch al wist. Dat kwartje viel toen niet, maar krijgt nu weerklank: is dàt ook wawt hier is bedoeld?
God legt het in het hart, zodat je hetkunt herkennen als iemand het je aanreikt: een volnk die overspringt. 'Alleen de Geest beroert de geest'... Dat komt ook van buitenaf.

Dit herinnert iemand aan: Wie heeft zal gegeven worden. Dus hier: wie Mij volgt...

We hebben een vrije keus, al is er zorg voor hen die deze dingen niet zo aangereikt hebben gekregen als wij. Maar er is het vertrouwen dat wie Hem niet volgt, deze dingen toch eenmaal aangereikt zal krijgen op een wijze en een tijd, die bij die mensen passen. Is het wel een voorwaarde dat we ons er bewust van zijn? Ach... nee.. God is groter dan onze regels, en Zijn hart is ruimer dan het onze. De tekst van de bijbel laat je telkens weer zien dat ons bestaan onvolkomen is, en daar kun je dan bewust dingen aan veranderen, dat is het verschil. 
Wel hebben we allemaal onze eigen heilige schriften, en een eigen verantwoordelijkheid. Soms zijn ook wij ver weg van dat volgen, ook al kunnen we beter weten. Dan doen we God en onszelf te kort. 
We spreken over ons zoeken naar God, in verschillende tijden en situaties van ons leven. Dat overkomt iedereen... 

In de leerschool van het lijden heeft Hij gehoorzaamheid geleerd. Wij doen dat door schade en schande. Zo leren we met de stroom van het leven mee te gaan. 
Die gehoorzaamheid roept vragen op. We doen dingen toch meestal uit vrije wil. 
Dat kan samenvallen met het gehoorzamen aan Gods wil, maar dan voelt het niet als een verplichting, en dan kun je zeggen: Uw wil geschiede. 
Je kunt je neerleggen bij de dingen zoals ze zijn, omdat de Heer er bij is.

Maar als er een ernstig zieke in de familie is? Moet je dan ook maar zo zeggen: Uw wil geschiede? We komen tot de conclusie dat je dat wel voor jezelf kunt zeggen, maar niet voor een ander. Een van ons vertelt van een diep ingrijpende situatie, waarin het 'Uw wil geschiede' spontaan en bevrijdend opkwam uit het diepst van het hart. 

Hoewel dat vertrouwen niet altijd beleefd wordt, is het er ergens toch, dat het op de een of andere manier goed komt. Niet dat iedereen beter wordt, maar wel dat God ons daarin niet alleen laat. 

Terug naar een van de woorden in de Evangelietekst (vers 31): het oordeel. De zondag heet ook Judica... dat roept het beeld op van de grote afrekening met het kwaad. De overste der wereld is de satan... Het gaat hier niet om het laatste oordeel waarin de schapen en de bokken worden gescheiden, maar om het onrecht in de wereld, waaraan Jezus overlijdt, en Hij komt daar overheen: dat is Zijn glorie. 
Wat betekent dan dat buitenwerpen van de satan? 
Jezus trekt ons mee in Zijn opstanding, lezen we. 
Misschien moet je het zo zien, dat al die dingen die ons van Hem afhouden, dan niet meer van belang zijn. Goed en kwaad... bekering is dan wat er in jezelf gebeurt.
Daarnaast: satan wordt nu de buitenstaander. Het kwaad is niet weg, we zijn er ook niet immuun voor, maar het is ook niet meer een intrinsiek deel van ons leven. 
Het staat buiten de wereld en buiten onszelf. 
Deze tekst loopt parallel aan het gebeuren in Gethsemane en is de opmaat naar de kruisiging. Er is geen ontkomen meer aan: Jezus zegt hier 'ja' tegen Zijn roeping, en daarmee bevecht Hij de overwinning al, zodat we er niet meer alleen voor staan, en er niet hulpeloos aan overgeleverd zijn. Hij is er bij.
Daarom is het niet onmogelijk voor ons om te gehoorzamen. 
We hebben onze eigen verantwoordelijkheid, en ook dat is genade.

Soms kun je het niet voelen. Je kunt ook niet altijd vrij kiezen, in de gemeente ben je er om elkaar te helpen daarin. Het doet denken aan de strijd tussen goed en kwaad in The Lord of the Rings...
Dat je tegelijk schaap en bok kunt zijn, simul justus ac peccator, zoals Luther het zei, is misschien wel het grootste verschil zover we zien met andere godsdiensten. 
Vrije en slaaf. We kunnen de vrije keuze maken ieders dienaar te zijn. 
'Wie zijn bestaan niet kruisigt...' klinkt er mee in de leerschool van het lijden. 
In de wereld van alledag (het hoeft niet in vreselijk leed!) kunnen we die overgave leren die het ons mogelijk maakt Jezus te volgen, en dezelfde gerichtheid te ontwikkelen als Hij. Daar kun je je aan vasthouden, ook als je het niet zo voelt met je emoties.
En daarmee eindigen we dit gesprek, dat we in de crypte van de kerk hebben gehouden.

We gaan weer naar boven naar de kapel voor de rest van de dienst...
 
 
Credo: (de gemeente staat)  

de gemeente gaat zitten.

Voorbeden
e
indigend op: zo bidden wij:   

Stil gebed...  

 

Amen

Inzameling van de gaven voor een diaconaal doel. (terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens de inzameling)

Voorg: Dankgebed.   
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en deze wijn,  die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.  
Gemeente:        Amen.

 

Dankzegging:  (de gemeente gaat staan)    

Laten we de Heer dankzeggen, want het is waardig en goed!

allen:

Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,  
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,  
die Gij geroepen en gezonden hebt,  
om ons te dienen en te verlichten,   
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,  
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,  
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn  
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.  
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens  
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -  

wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.  


Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd  
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.  

Hij heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,  
Zijn almachtige Vader.  
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken  
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:  
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.  
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”  

Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:  
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,  
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  

Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn gedachtenis.”  
allen:


Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God, 
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.

Zend Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,  

en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,  
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.

Voeg ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief waren, en die we moesten verliezen...  
met de heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk, genodigd aan Uw maaltijd.  
Gem.: Amen.


Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
De gemeente vormt een kring.

V: Wenst elkaar de vrede

Men brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:  

Communie    waarna de diaken zegt:
‘Ga in de vrede van de Heer’.  
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.  

Gedicht   Henk Jongerius

Nu het brood gebroken is, en er licht ontloken is...

Laten wij samen bidden  
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood           
en uw liefde ons doorgloeien als wijn.           
Dat wij vol zijn van U en open staan voor elkaar,  
        
door Jezus Christus, onze Heer.  Amen.

Allen gaan staan:
slotlied: gezang 461: 1, 2, 6 en 7  O hoogt' en diepte, looft nu God...


Zegen (Aaronitische)

 

Hierna luisteren we zittend naar de muziek.