Organist: Kees Mijderwijk.   
Voorganger: Bruno Nagel.

Voor de dienst afkondigingen en vooroefenen.        
Aan de vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken

Voorbereiding:
De gemeente gaat staan

Ingangslied 210 geheel: “Sta op, een morgen onverwacht…" = Lied 630
(de gemeente gaat zitten)  

Voorg: Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,  
....  
En laten wij Zijn Naam prijzen,  
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Kyrië :

 

Gloria

 
 

 

Zondagsgebed    ... door Jezus Christus onze Heer.   Gem.: Amen.

Dienst van het Woord  
Lezing eerste Testament door iemand uit de gemeente:  Ezechiël 34: 1-15

Ps. 65: 1,2,6 ‘De stilte zingt U toe, o Here…...'

Epistellezing  1 Johannes 3: 1-8  

 
Aankondiging van de Evangelielezing 
    (Gem. gaat staan)

allen: 

Evangelielezing:     Johannes 10: 1-6, 11 – 16

acclamatie: = Lied 339c

De gemeente gaat zitten.

Lied  75-V (=13,14,15): 'U kennen, Heer…’ = Lied 653

Preek   

 Lieve mensen,
Nadat we de afgelopen zondagen in de kerk uit het Johannes evangelie hebben gelezen over het lege graf en over de verschijningen van Jezus (aan Maria Magdalena (als ‘de tuinman’), aan de leerlingen, een week later ook met Thomas erbij, en ook (eind Johannes: hoofdstuk 21) over de ontmoeting met Jezus aan het meer, waar Petrus vergeving ontvangt en een herdersopdracht krijgt), na àl die verhalen, van een wonderlijke intensiteit, is het alsof de gemeente nog meer doordrongen wil raken van wie de opgestane Heer voor ons is, en van onze relatie met Hem.
En dat doet zij door elkaar te herinneren aan Jezus’ woorden over zichzelf als de ‘Goede Herder’. (En volgende week gaat ze verder met het thema van de Ware Wijnstok).
Petrus is in Johannes 10 niet dé herder bij uitstek, hij is het hulpje – Jezus zèlf is de herder.

Ik moet zeggen dat ik in eerste aanleg helemaal niet veel zin had in het goede herder thema: het leek me een zoetsappig en erg uitgekauwd onderwerp, dat bovendien de suggestie in zich draagt van de gemeente van de Heer als een kudde brave onmondige schapen, een thema uit de sfeer van geborgenheid en van zorgen en verzorgd worden.
 Jezus als de pastor? Om maar niet te spreken van: Jezus als de pastoor….!

Toch is het beeld van de herder een heel oud symbool van wie Jezus is voor zijn gemeente, voor zijn mensen, en als je goed kijkt is het helemaal niet zo’n oubollig en zoetsappig beeld.
Herder zijn was immers in de oudheid een pittig beroep: wat marginaal, maar ook strijdbaar: men moest het opnemen tegen rovers en wilde dieren….
Maar goed, wij zien het i.h.a. wat romantischer…
Vaak kan zo’n (stoffig) beeld tot leven komen als je kijkt wat je erin wél treft, en ook als je het tegenbeeld en de tegenkrachten voor de geest haalt en onderzoekt of je dáárvan iets in je eigen leven kunt herkennen.

Wat mijzelf treft in de tekst van de Goede Herder is Johannes 10:14, de tekst: “Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij.”
Wat ís dat voor een wonderlijke verhouding?
De opgestane Jezus kent ons. Hij is niet ergens ver weg, Hij is dichtbij, betrokken…
Voor Hem ben je geen anoniem onbekend schaap, geen nummer, maar Hij roept je bij je naam (10:3) en: Hij leidt je naar buiten, staat er bij (10:3 slot). Hij zet ons in de ruimte en loopt voor Zijn schapen uit en zij volgen hem omdat ze zijn stem herkennen (10:4)

Hoor je Hem wel eens echt jou bij je naam roepen?
Heb je wel eens zijn stem gehoord die jou bij je naam noemt?
Hier kan ook het besef van het tegenbeeld helpen om je bewust te worden van waar het hier om gaat….

Je kunt je soms helemaal verloren voelen en eenzaam, niet bemind, en dan kan het besef dat Hij je kent, je roepen hoort, heel belangrijk voor je zijn. In het dagblad Trouw is er iedere week een rubriek waarin mensen antwoord geven op de vraag: als er geen persoonlijke God is, kun je dan nog bidden? De vraagstelling gaat er eigenlijk al - volgens mij ten onrechte - van uit dat er geen persoonlijke God is. En theologen en filosofen kunnen natuurlijk ook best allerlei vragen en kanttekeningen hebben bij de idee van God als persoon. Maar nu werd er een daklozenpastor geïnterviewd, die bij zijn daklozen aankwam met heel veel sophisticated nuanceringen van het beeld van een persoonlijke God, die je ook niet te menselijk moet voorstellen, en die je ook niet voor je karretje kunt spannen. Maar die daklozen wilden daar niks van weten. 'Niemand luistert er naar ons, en nu neem jij ons de enige die altijd wèl naar ons luistert, af!'
Als je je heel erg verloren voelt, mag je weten dat God in Christus jou kent en hoort, je bij je naam roept en terugbrengt bij de mensen en bij jezelf.

Maar het kan ook zijn dat er stukken van je verloren lopen. Dan is de vraag op zijn plaats waar en waarom voel ik me vaak verloren, niet gekend, niet bij mijn naam genoemd, niet aangesproken? Waar laat ik mezelf verloren lopen?
Zijn er stukken in mij die het er maar bij laten zitten, stukken die ik een beetje heb opgegeven of waarin ik de hoop heb opgegeven echt en hoopvol te leven?
Ik moet hierbij denken aan een bijeenkomst van de Charismatische Conventie in Dalfsen, waar een Amerikaans gebedsteam aanwezig was, bij wie om voorbede en zegen mocht worden gevraagd voor wat in jouw leven genezing nodig had. En ze vroegen je om specifiek te zijn in je vragen. En ik dacht: ik wil die zegen en die genezingsbede wel ontvangen, maar waarvoor? Wat zal ik vragen?
Ik liep buiten langs de Vecht, die is daar heel mooi (het licht op het water, de groene weiden, de wolken en de zon aan de blauuwe lucht), en toen ging ik al voelend langs mijzelf, eerst langs alle zones van mijn lichaam, van mijn voetzolen tot aan mijn kruin, en ook ging ik de zones van mijn psyche: mijn gevoelens, voorstellingen en gedachten af met de vraag of daar iets te vinden was dat genezing en zegen behoefde. En ik kwam er achter dat er in elke zone wel iets te vinden was, wat wel wat heel-makende en liefdevolle aandacht nodig had, stukjes van mezelf waarin ik mezelf ook een beetje in de steek had gelaten….
De Heer wil mij daarin kennen, Hij wil zijn liefdevolle blik erover laten gaan, en wil dat het beter en gelukkiger met mij gaat, ook op die terreinen waarop ik het maar een beetje heb opgegeven. Hij wil ons van top tot teen heel maken.

Zo kwam ik laatst bij een andere gelegenheid weer eens voor de zoveelste keer bij de chaos op mijn studeerkamer terecht: dat ik het zólang heb nagelaten papieren en boeken op te ruimen, te ordenen en overtollige zaken weg te doen, dat het steeds moeilijker wordt er aan te beginnen.
En bij een gebedsbijeenkomst hebben mensen ervoor gebeden, dat ik die geest van chaos, zoals ze het noemden, en de wortels ervan, beter zou leren kennen, en daarin genezing zou ontvangen.
En ik merkte nog eens extra dat ik het eigenlijk al had opgegeven hier iets aan te doen, en ik merk nu, nadat er voor gebeden is, dat ik er weer perspectief op begin te krijgen, dat ik het aan zal kunnen de boel écht op te ruimen, en ook papieren en boeken weg te doen. Dat ik afstand mag doen van de ballast waaraan ik hecht en die me tegelijk erg in de weg zit…
Dit zijn maar voorbeelden.
Ieder heeft zo zijn eigen problemen, zijn of haar eigen verloren schapen…Het kunnen ook relaties met mensen om je heen zijn.
Gekend worden, teruggehaald worden uit het verloren zijn, liefdevol bij je naam genoemd worden, dàt wil de opgestane Heer ons laten ervaren.
Zo gaat Hij met ons om. Niet om ons voor zijn kar te spannen of om roofbouw op ons te plegen, maar  vol liefde: hij heeft àlles, zelfs zijn leven voor ons over.
Hij vraagt: wat is je pijn? Wat is je verdriet, waar loop je vast? Wat is je verlangen?

Nu terug naar de tekst uit de lezing: je kunt leren zijn stem te herkennen…
Dat vond ik ook treffend: de tekst: de schapen luisteren naar Zijn stem en ze hebben vertrouwen in hem… Ze volgen hem als hij hen bij hun naam roept…
Ze herkennen de richting ten leven die Hij hen wijst: (wie zijn leven niet wil geven, niet wil delen, gaat verloren….)
Dat is geen kwestie van kuddegeest, maar wel van, ook in heel concrete situaties, beter leren aan voelen wat voor weg Jezus zou gaan, welke kant Zijn inspiratie ons op stuurt. Het is iets heel elementairs, een aanvoelen, een feeling, zoals schapen die hebben voor wie hun echte herder is.

Er komt nog iets bij: dit herkennen van zijn stem kan ook leiden tot het herkennen van hoe zijn stem in die van andere mensen klinkt. Een herkennen van elkaar, en dus ook inspiratie ontvangen van elkaar.
En tegelijk kan het je helpen om met je blik zó als Hij naar anderen te kijken: wat is je pijn, waar loop je vast, waar wil je genezen worden, wat is je verlangen?

Wat mij ook treft is, dat Jezus niet alleen zegt: “Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij”, maar er dan aan toevoegt: “Zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken.” Je wordt opgenomen in Jezus’ wederzijdse verhouding met Zijn Vader. Hij ziet zijn Vader in en achter alles in zijn leven, en hij weet zich ook door diens liefdevolle blik gekend.
Omgekeerd: zoals tussen herder en schapen, zó is onze verhouding tot God, onze Vader, en dus ook een heel elementaire en vitaal aanvoelende verhouding.

Jezus als herder is leidsman ten leven, is niet een huurling die de schapen uitbuit en misbruikt voor zichzelf, hij is het in wie de liefde van de Vader zichtbaar geworden is. Hij is iemand die je behoedt voor het verloren gaan, je opzoekt, die de zwakke dieren laat aansterken, zieke dieren geneest, gewonde dieren terughaalt, verdwaalde dieren zoekt en zijn schapen níet wreed behandelt.
Hij is de omkering van wat wij in Ezechiel 34:4 lazen!

En dan komt er voor mij nóg iets bij, dat ik vond in het mooie boek ‘Beelden van Jezus’ van Anselm Grün (Tielt, 2003
2, p.96vv.).
In de oudheid werd bij de Joden God gezien als de ware Herder van zijn volk, en Mozes was in opdracht van God de herder van zijn volk.
(Noot: het Hebreeuwse woord voor Herder zijn, (RaYah) betekent óók prins, aanvoerder zijn. Gea)
Maar ook de Grieken kenden de herder, die in een grote paradijselijke tuin staat en een schaap op zijn schouders draagt. Zo is Jezus ook vaak in de oudheid als herder met een schaap op zijn schouders afgebeeld.
Nu hebben de Grieken het beeld van de Goede herder vaak verbonden met de figuur van Orpheus, de goddelijke zanger, die door zijn gezang wilde dieren temt en doden weer levend maakt. De vroege Christenen vinden ook Orpheus terug in Jezus. Jezus als de goddelijke zanger die het wilde in ons temt en het dode weer tot leven wekt
De herders gelden ook later als de zangers van de liefde. Kerstliederen zijn ook vaak herdersliederen, waarin de liefde van Jezus voor zijn mensen doorklinkt.
Met zijn liefdeslied wil deze herder je hart raken, het mild maken, wat er dood in jou is tot leven wekken…

Zoek niet alleen de stem, maar zoek ook het lied van deze herder in je leven, deze herder die je naar grazige weiden wil voeren, die wil dat je lééft en die ten leven wekt en bevrijdt wat in jou en om je heen dreigt te verkommeren, verdwaald is, vastgelopen, wat dood dreigt te gaan.
Zoek dat lied dat in je zingt. En ook samen mogen wij hier deze herder zijn voor elkaar. En samen mogen wij ook het liefdeslied van deze Herder zingen, omdat wij Zijn levend èn zingend lichaam mogen zijn…
Gez. 75 : 14
     Gij zijt tot herder ons gegeven,
     wij zijn de schapen die Gij weidt;
     waar Gij ons leidt is 't goed te leven,
     Heer, die ons voorgaat door de tijd.
     Wie bij U blijft en naar U ziet,
     verdwaalt in deze wereld niet.

(Amen)

  Credo: (de gemeente staat op)  

de gemeente gaat zitten.

Voorbeden, eindigend op: zo bidden wij:   

 

Stil gebed...  

 

Amen

Inzameling van de gaven voor een diaconaal doel (Kinderen in Peru) (terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens de inzameling)

Voorg: Dankgebed.   
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en deze wijn,  die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.  
Gemeente:        Amen.

 naar boven

Dankzegging:  (de gemeente gaat staan)



allen:

Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,  
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,  
die Gij geroepen en gezonden hebt,  
om ons te dienen en te verlichten,   
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,  
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,  
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn  
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.  
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens  
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -  

wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.  


Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd  
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.  

Hij heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,  
Zijn almachtige Vader.  
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken  
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:  
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.  
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”  

Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:  
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,  
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn gedachtenis.”  

allen:


Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God, 
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.

Zend Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,  

en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,  
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.

Voeg ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief waren, en die we moesten verliezen...  
met de heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk, genodigd aan Uw maaltijd.  
Gem.: Amen.


Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
De gemeente vormt een kring.

V: Wenst elkaar de vrede

Men brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:  

Communie    waarna de diaken zegt:
‘Ga in de vrede van de Heer’.  
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.  

Gedicht  

(uit: Huub Oosterhuis, Godweet komt het goed, p.144):

 

4 mei 1945

Om acht uur ’s avonds  
kwam het bericht der bevrijding. ...

 

Vg: Laten wij samen bidden  
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood           
en uw liefde ons doorgloeien als wijn.           
Dat wij vol zijn van U en open staan voor elkaar,  
        
door Jezus Christus, onze Heer.  Amen.

Allen gaan staan:
slotlied: liedboek 209: 1,2,6,7 ‘Nu moet gij allen vrolijk zijn…'

 

Zegen:

Hierna luisterden we zittend naar de muziek.

En er was koffie en goed gezelschap.