Voor zover mogelijk willen we hier de laatste dienst plaatsen   
Dienst 1 october 2006 Voorgangster ds. Catrien van Opstal. 

Voor de dienst afkondigingen en vooroefenen.        
Aan de vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken

Voorbereiding:
De gemeente gaat staan

Ingangspsalm (de gemeente gaat zitten)  psalm 86: 5,6,7

Voorg: Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,  
....  
En laten wij Zijn Naam prijzen,  
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Kyrië en Gloria:

 

Gloria

 
 

 

Zondagsgebed    ... door Jezus Christus onze Heer.   Gem.: Amen.

Dienst van het Woord  ...

Lezing eerste Testament door iemand uit de gemeente:  Genesis 16

Gezang 19 = Lied 130a

Epistellezing  Ephese 3:13-21

 

Aankondiging van de Evangelielezing      (Gem. gaat staan)

allen: 

Evangelielezing:   Lukas 7:11-17  

acclamatie: 
Lied 339a


De gemeente gaat zitten.

Lied 315  
O Heer die overwint en ons zijt voorgegaan,
uw kerk is als een kind dat wacht om op te staan...

Preek   
Gemeente van Jezus Christus,

Wij zullen straks een paaslied zingen.

De jongeling van Naïn werd opgewekt, is ons zonet verkondigd door de Schrift. Een uitroepteken plaatste Jezus, een uitroepteken van gerechtigheid en van hoop. Gerechtigheid, want een weduwe zit niet meer aan de grond, zonder man, zonder zoon. Er kan geleefd worden.
Hoop, want een teken wordt gegeven, dat de dood niet het laatste is. 
Vraag me niet hoe dat kon. Ik heb het net als u van horen zeggen. 
Ons antwoord erop kan het zingen van een paaslied zijn.

Twee keer, in het Oude en in het Nieuwe Testament, wordt ons verteld over een exodus. Maar dan een exodus, een uittocht als aftocht.

Een aftocht uit Naïn, een uittocht uit Naïn. Een rouwstoet. 
Een jongeman wordt de samenleving uitgedragen. Want hij is dood.
En er komt een gezelschap Naïn ingelopen. Een intocht van Jezus met Zijn leerlingen.
De uittocht en de intocht kruisen elkaar.
Ga er met een grote boog omheen. Net als de priester en de leviet in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Loop aan de overkant voorbij, want je verontreinigt jezelf door de aanraking met de dode. Zo is de wet, zo doen we het.
Als de opwekking uit de dood me vreemd blijft, een teken uit een mij onbekende werkelijkheid, dan is het wel dít dat spreekt: het taboe wordt doorbroken. De goede gewoonte van de weeklacht moet gestaakt. Jezus treedt het rijk van de onreinheid binnen, Hij raakt de baar aan. Hij gaat de grens over van onreinheid en dood. 
En er ontstaat nieuw leven op Zijn woord. Er klinkt een opdracht: jongeling, ik zeg je: sta op!
Ga er maar aanstaan als dode. Maar hij doet het. Hij gaat rechtop zitten.

Misschien kunnen wij het ook wel. Niet een hele mens uit de dood opwekken; de dood is onze bittere realiteit waarmee we het te doen hebben. Maar wel stukjes die dood zijn, dingen, mensen, die we buiten het dorp van onze leefwereld hebben gebracht. Laat maar, of weg ermee. Dat aanraken. Toespreken. Wie weet komt er weer iets tot leven. Misschien komt er weer iets terecht.
Dat is de hoop en de gerechtigheid waarvan Jezus in dit teken spreekt. 
Ook voor ons als gemeente. Gemeente, ik zeg je: sta op!

Kijken of wij dat net zo kunnen als de jongeling van Naïn.

In het O.T hoorden we van de aftocht, de uittocht van Hagar. 
Het geloof van Abraham en Saraï houdt het niet meer. Het is tijd om zelf keuzes te maken. Pijnlijke knopen door te hakken. Zijn we niet zo mens? Onze weg zoekend tussen goed en kwaad op hoop van zegen.
We zitten toch niet de hele dag te wachten op een teken van God hoe we onze weg moeten gaan... 
We zijn het paradijs uit, en nu is het aan ons.

Zo komt Hagar in het vizier. Zo moet het dan maar gaan.

Hagar. Hoe bizar moet dit verhaal in Israëls oren klinken! Egypte dat is slavenhuis en onderdrukking. Zou uit Egypte iets goeds komen?
Hoe komt Saraï erbij om uitgerekend een Egyptische vrouw te kiezen?
Was ze zo het minst bedreigend? Was Hagar aardig, intelligent, een vrouw om haar eigenschappen door te mogen geven aan het kind? leek ze misschien wel op Saraï? herkende ze zich in haar, uiterlijk of innerlijk? Kon ze er daarom mee instemmen, dat uit díe vrouw haar kind geboren wordt?
Hoe dan ook: uitgerekend een Egyptische zal dan maar de stammoeder van Abrahams nageslacht worden!

Je kunt het als impliciete kritiek van de schrijver lezen: Saraï had beter moeten weten. Een Egyptische, dat kan nooit wat worden. Dat vloekt met Israëls geschiedenis. Abraham had zich nooit met haar moeten inlaten. 
Maar je kunt het ook anders lezen: zelfs een Egyptische vindt een plaats in de heilsgeschiedenis van God en Zijn volk. Het kind ís de zoon van Abraham: Abraham zelf geeft hem zijn naam.
Uitzonderlijk, want de moeders geven de namen. Abraham noemt Ismaël bij zijn naam. Hij noemt hem met de naam van zíjn God: God hoort. Het kind ontving ongeboren zijn naam al van de engel, nu van zijn vader, en dat is zijn erkenning. 
Ook hier worden taboes doorbroken: volken die niet samen kunnen, geschiedenissen die tot in het derde en vierde geslacht doorwerken: God wijst ons onze plaatsen: ze zullen samen verder moeten. Hagar en Saraï en Abraham moeten samen door met die wilde ezel van een kind.

Hagars kind krijgt van God zijn naam. Hagar geeft God een naam: Hij die mij in mijn vernedering heeft gezien Horen en zien vergaan Hagar en Abraham bij deze God van zien het horen.
Zo is Hagar de exodusgeschiedenis al voor: Als Mozes God ontmoet bij het brandende braambos, geeft God zich zó te kennen: Ik heb gezien de ellende van Mijn volk. Ik heb hun jammerklachten gehoord. Ik weet hoe ze lijden. Daarom ben Ik gekomen om ze te bevrijden...

Sta op, trek uit.
Dan kunnen we gemeente zijn.
Dan komt er leven.
Amen.

 


Amen

  Credo: (de gemeente staat op)  Gezang 219 = Lied 645 Zingt ten hemel toe...



de gemeente gaat zitten.

Voorbeden, eindigend op: zo bidden wij:   
 
Heer, onze God = Lied 339a

 

Stil gebed...  

    Heer, onze God = Lied 339a

Amen

Inzameling van de gaven voor een diaconaal doel. (terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens de inzameling)

Voorg: Dankgebed.   
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en deze wijn,  die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.  
Gemeente:        Amen.

 naar boven

Dankzegging:  (de gemeente gaat staan)

  

allen:

Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,  
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,  
die Gij geroepen en gezonden hebt,  
om ons te dienen en te verlichten,   
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,  
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,  
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn  
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.  
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens  
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -  

wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.  


Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd  
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.  

Hij heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,  
Zijn almachtige Vader.  
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken  
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:  
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.  
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”  

Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:  
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,  
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn gedachtenis.”  

allen:


Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God, 
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.

Zend Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,  
en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,  
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.

Voeg ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief waren, en die we moesten verliezen... met de heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk, genodigd aan Uw maaltijd.  
Gem.: Amen.
 
 

Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
De gemeente vormt een kring.

V: Wenst elkaar de vrede

Men brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:  

Communie    waarna de diaken zegt:
‘Ga in de vrede van de Heer’.  
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.  

Dankt de Heer...

Gezang 356: 3   

Verzadigd met één brood zijn wij, één lichaam en Gij zijt het hoofd...

Vg: Laten wij samen bidden  
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood           
en uw liefde ons doorgloeien als wijn.           
Dat wij vol zijn van U en open staan voor elkaar,  
        
door Jezus Christus, onze Heer.  Amen.

Allen gaan staan:
slotlied: 434: 2 en 5 (Israëlzondag)

Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven;
heeft u in 't licht als op adelaarsvleuglen geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord u gegeven.

Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen,
christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.

 

Zegen

 

Hierna luisteren we zittend naar de muziek.

En er is koffie.