Zondag Invocavit (Roept men Mij aan, Ik geef antwoord) 1-3-2009 ds. Wout van Laar bij de Werkgroep Kerk voor de mensen in Utrecht. Organist: Kees Mijderwijk. 

Voor de dienst afkondigingen en vooroefenen.        
Aan de vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken

Voorbereiding:
De gemeente gaat staan

Ingangspsalm (de gemeente gaat zitten)  

psalm 91: 1, 2 en 3

 

God redt uw ziel van nood en dood,
Hij heeft u aangenomen:
een vogel, die ternauwernood
is aan de strik ontkomen.
De HEER zal over uw bestaan
zijn sterke vleugels breiden.
Hij is, in trouw u toegedaan,
uw schild en pantser beide.

Wees niet bevreesd, al wil de nacht
zich tegen u verheffen;
al stelt de dag zijn overmacht,
zijn pijl zal u niet treffen.
't Verderf dat in de duisternis
zoekt naar uw legerstede,
de vloek die van de middag is, -
God bant ze van uw leden.

Voorg: Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,  
Hoor ons roepen, deze morgen,
heel Uw wereld, groot en klein.
Draag ons Vader, in Uw liefde, 
wil onze Ontfermer zijn.

En laten we ook Zijn Naam prijzen, 
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Kyrië:  

                   

Zondagsgebed   

God, onze Schepper, 
uit aarde hebt Gij ons gevormd tot mensen van vlees en bloed
|
om in vrede en gerechtigheid Uw wereld te bewonen.
Wij bidden U:
open onze ogen voor Hem, in wie Gij ons de goede plaats wijst,
Jezus, onze Herder en Leidsman, 
die ons voorgaat door de woestijn naar Uw land van belofte, 
in deze veertig dagen en heel ons leven.
                                                                                                                                                                                                                                                                                                                     Wij bidden U dit door Jezus Christus onze Heer.  
Gem.: Amen.

Dienst van het Woord   Eerste lezing:

Ezechiel 34: 11 - 16
(Nadat de Heer de leiders van het volk de wacht heeft aangezegd, omdat ze niet voor Zijn kudde, het volk, hebben gezorgd)
11 Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.
12 Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken.
13 Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen.
14 Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide.
15 Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten-spreekt God, de HEER.
16 Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken-maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet.

Psalm 23: 1, 2 en 3

Zelfs door een dal van diepe duisternissen
waar ik het licht der levenden moet missen,
vrees ik geen kwaad, want Gij zijt aan mijn zijde
met stok en staf, tot troost en tot geleide.
Onder het oog van hen die mij verraden
richt Gij mij toe het nachtmaal der genade.

Gij zalft mijn hoofd met d'olie van uw vrede,
Gij vult mijn kelk met gelukzaligheden.
Ja, zaligheid en liefd' en welbehagen
zullen mij volgen al mijn levensdagen.
Ik zal het welkom horen van mijn koning
en jaar aan jaar verblijven in zijn woning.
 

Epistellezing 1 Petrus 5: 1 - 4

1 Ik doe een beroep op de oudsten onder u. Als uw mede-oudste en als ooggetuige van Christus' lijden, en omdat ik evenals u zal delen in de luister die binnenkort zal worden geopenbaard, vraag ik u:
2 Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht-niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding.
3 Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld.
4 Dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen, die nooit verwelkt.
 
 

Aankondiging van de Evangelielezing (Gem. gaat staan)

allen: 

Evangelielezing: Marcus 6: 30 - 44 

Jezus trok rond in de omtrek om te onderwijzen. De Heer heeft de leerlingen er op uit gestuurd om de goede Tijding overal in het land te vertellen. Ze moesten daarbij leven van de genade van God en mensen.
30 De apostelen kwamen weer terug bij Jezus en vertelden hem over alles wat ze gedaan hadden en wat ze de mensen onderwezen hadden.
31 Hij zei tegen hen: 'Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.' Want het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te eten.
32 Ze voeren met de boot naar een afgelegen plaats, om daar alleen te kunnen zijn.
33 Maar hun vertrek werd opgemerkt en velen hoorden ervan, en uit alle steden haastten de mensen zich over land naar die plaats en kwamen er nog eerder aan dan Jezus en de apostelen.
34 Toen hij uit de boot stapte, zag hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en hij onderwees hen langdurig.
35 Toen er al veel tijd was verstreken, kwamen zijn leerlingen naar hem toe en zeiden: 'Dit is een afgelegen plaats en het is al laat.
36 Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om eten te kopen.'
37 Maar hij zei: 'Geven jullie hun maar te eten!' Ze vroegen hem: 'Moeten wij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen om hun te eten te geven?'
38 Toen zei hij: 'Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.' En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: 'Vijf, en twee vissen.'
39 Hij zei tegen hen dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten.
40 Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig.
41 Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde hij onder allen die er waren.
42 Iedereen at en werd verzadigd.
43 Ze haalden de overgebleven stukken brood op, waar wel twaalf manden mee konden worden gevuld, en ook wat er over was van de vissen.
44 Vijfduizend mensen hadden van de broden gegeten.

Acclamatie

De gemeente gaat zitten.

Gezang 14: 1, 2 en 4


De Heer is mijn Herder!
Hij waakt voor mijn ziel,
Hij brengt mij op wegen
van goedheid en zegen,
Hij schraagt me als ik wankel,
Hij draagt me als ik viel.

De Heer is mijn Herder!
In 't hart der woestijn
verkwikken en laven
zijn hemelse gaven;
Hij wil mij versterken
met brood en met wijn.

Preek  

Preek Wout 1-3-2009 

Gemeente van de Heer Jezus Christus.
Het gedeelte dat we zo even gelezen hebben, staat vanouds bekend onder de titel: de Wonderbare Spijziging of: de Vermenigvuldiging van broden. 
En dan denk ik al gauw aan een mirakel waarbij Jezus in staat is om uit een lunchpakketje van vijf broden en twee visjes een hele gemeente te voeden. Dat misverstand zie je ook al optreden in de reacties van de mensen, na dit wonder dat Jezus doet. 
Als je dit verhaal goed leest, herleest, ook tegen de achtergrond van vandaag, dan zie je dat daar andere dingen, diepere zaken in verborgen liggen, die ons voor vandaag heel veel te zeggen hebben.
Er staat heel veel in dit stuk van de bijbel, en ik wou proberen er een paar dingen uit te lichten, ook in relatie tot de viering van de Maaltijd van de Heer.
Marcus begint te vertellen van de terugkeer van de leerlingen van Jezus, die twee aan twee door het land getrokken zijn, en het Evangelie van het Koninkrijk hebben rondgebazuind.
Ze komen terug, maar vinden amper tijd om verslag uit te brengen bij de Heer Jezus, want voortdurend is het een komen en een gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans krijgen om te eten. 
En dan denken we dat wij in onze tijd lijden aan stress en de lunch nog nauwelijks gebruiken kunnen!
We zijn niet van computers en zo weg te slaan, want het werk moet àf. 
Jezus ziet er een motief in om Zijn leerlingen een time-out te geven, ik denk dat Jezus dat ook aan ons suggereert, mensen die trouw zijn in de dienst van de Heer, die kleine groep, die het altijd weer draagt, alles komt op ons terecht, denk je wel eens. Soms moet je het gewoon even loslaten.
'Ga mee naar een eenzame plaats!' zei Jezus. Om een tijdje alleen te zijn, om een poosje te rusten.
Alleen als je rust kunt vinden voor jezelf, zelf kunt opademen, kun je rust verspreiden naar anderen, en anderen doen opademen. Jezus Zelf geeft daarin het voorbeeld.
En zo gaan ze het scheepje in en vertrekken naar de andere kant van het meer. 
Naar een eenzame plaats, waar je niemand zult verwachten. 
Maar ze zijn nog niet in het bootje aan de andere kant van het meer, of daar staat een enorme menigte mensen hen al op te wachten, die er op de een of andere manier lucht van kregen, en daar staan ze. Vijfduizend mensen aan de oever van het meer. 
Ik kan me zo voorstellen dat de leerlingen van Jezus gedacht hebben: zoals wij dat vandaag zeggen: hè wacht even. Nu éven niet, nu éven alleen! Even niets aan mijn hoofd!
Maar Jezus: Zijn reactie is opmerkelijk. Toen Hij die mensenmassa zag, die schare, een oud bijbels woord, toen Hij de schare zag werd Hij - en dan staat er in de Nieuwe Bijbelvertaling: van medelijden vervuld - dat is wel een heel vlakke vertaling. Eigenlijk staat er: keerden Zijn ingewanden zich in Hem om. Werd Hij er niet goed van! Lijfelijk werd Hij innerlijk met ontferming bewogen. Dat is een oude uitdrukking uit de Statenvertaling die het wezenlijke zegt. Innerlijk met ontferming bewogen zijn, in je diepste innerlijk geraakt worden. 
Dat is een uitdrukking die gebruikt wordt van God, van de God van Israël, van een God die niet onbewogen is, maar die al bij het zien van de nood van Zijn volk, van mensen, ziet en in actie komt en deze God is present in de Zoon, in het optreden van Jezus. 
Jezus is met ontferming bewogen. 
Hij ziet de schare. De massa.
Hij ziet. 
Hoe vaak er in de Evangeliën gesproken wordt van het in actie komen van Jezus, in de genezingswonderen van de lammen lopen, de blinden kunnen nu weer kan zien, de doven horen, de melaatsen worden genezen, dat lees je hier allemaal niet, dat vond ik opvallend.
De diepste nood van de schare, zoals Marcus die ons daar verklaart, is dat zij zijn als schapen zonder herder. 
Dat er niemand is die hen de weg wijst, die zorgt voor hen. Die naar hen omziet. Niemand die het leven voor hen inzet. De schare, de mensenmassa, dat zijn diegenen die te manipuleren zijn, die in beweging te krijgen zijn door leiders die hen manipuleren tot kruistochten, of tot een jihad, of tot een kruistocht tegen de jihad.
Je ziet het ook vandaag de dag gebeuren, ook in de politiek van ons landje. Mensen die makkelijk zijn mee te krijgen in heilloze plannen, door one-liners, die je alleen maar verder van huis voeren. De massa mensen dat zijn ook diegenen die als het er op aan komt heel eenzaam zijn. Niemand die hen kent, ze zijn nummers. Verder moet je het dan zelf maar uitzoeken. 
Jezus is met de schare bewogen. 
Voor Hem is het geen vacantie. Hij is bij het zien van de menselijke nood actief, en Hij doet er wat aan. 
En dan staat er: Jezus begint hen langdurig te leren. 
In een andere getuigenis staat: Hij begon hen vele dingen te leren. 
Dus geen genezing meer, maar léren. 
Wij, die intellectualistisch ingesteld zijn, denken dan al gauw aan: school, aan kennis instandhouden, en aan dat soort dingen, aan een redevoering die Jezus gehouden zou hebben, maar ik denk hier bij het beeld dat Marcus schetst eerder aan een film als die van Passolini, misschien kennen jullie die wel, de Jezus-film, waarin Jezus onder de mensen is. Hij gaat tussen de mensen door, en Hij heeft voor ieder een woord. 
Ik zeg jou…
Er staat…
Heb je naaste lief als jezelf…
Ik zeg: Heb je vijand lief als jezelf…
Of: Zalig die treuren, want zij zullen getroost worden…
Jij, die het zo moeilijk hebt. Ik ken jou, Ik weet van je weg… 
Er is een God die je kent, die je bemint, en die je in beeld heeft, die jou voorgaat. 

Mensen zijn geen eendagsvliegen, maar ze zijn bij God bekend. 
Daar gaat het eigenlijk over. Dat je dat weet.
Dat je daardoor weer ontkrampt, en weer verder kunt. 
En dat je zo dan ook, zelf bemind, anderen kunt beminnen. 
Zelf weer openheid vindt om er te zijn voor de ander.
Voor God ben je iemand, zo mag jij iemand zijn voor de anderen.
Ik denk dat het zoiets geweest is, dat Jezus zo onder de mensen was. 
Hij leert hen. Hij leert hen te leven. Hoe je in het leven een weg kunt gaan. Een weg achter Hem aan.
Jezus leert hen langdurig. 
Kennelijk heeft het toch wel even geduurd. Zo zelfs, dat de leerlingen van Jezus het nu wel genoeg vinden. Nu moet Jezus tot de orde geroepen worden. Laat Hij nu eens en poosje rusten. Hij die hén rust had willen geven. Houd nu toch eens op, laat de mensen naar huis gaan, in het dorp wat eten kopen, want dit loopt uit op een humanitaire ramp, als de Heer hen allen in de woestijnachtige plaats laat blijven vannacht. 
Dan de reactie van Jezus: onverwacht als altijd zegt Hij tegen de apostelen: Geven jullie ze maar te eten. Kom, doe er wat aan. 
Jezus, die altijd anders is en doet dan wij zouden denken. Maar die altijd weer wegen opent en verrassend ons perspectieven doet zien die wij niet vermoeden. 
De discipelen beginnen te calculeren, calculerende burgers ook toen al, en ze zeggen: Ja maar, moeten wij dan voor 200 denarii (dat is voor de leerlingen een hele som geld, die ze niet eens hebben), brood gaan kopen in het dorp en dat dan hier uitdelen? Dat kan toch allemaal niet meer. Dat is toch onmogelijk! Dat geld is ook niet aanwezig. Onmogelijk!
Onwillekeurig denk je hier aan de humanitaire rampen die over deze wereld gaan. De nood, de honger, de nood van geestelijke ellende, waarin wij ook de opdracht krijgen van Jezus om er iets aan te doen. Om daar in te staan, in Zijn Naam. Geef jullie hen maar te eten. 
In diaconaat, in missionaire actie, in oecumenische verbanden. 
En zo krijgen we de gedachte, dat het wel zou kúnnen, dat we daarin wel zouden kunnen acteren, handelen, denk aan de vraag, denk aan de samenleving, daar is dat ideaal de bodem ingeslagen, en geloven wij vaak niet meer aan een maakbare wereld. 
De honger, geestelijk en lijfelijk is zo groot: waar moet je beginnen? 
Een druppel op de gloeiende plaat. 
Maar Jezus persisteert en gaat door. Hij zegt: hoeveel broden hebben jullie bij je?
Hij heeft het initiatief, houdt dat ook, dat vind ik opvallend, maar hij betrekt hen er wel bij, Hij zet ze ín in Zijn werk. Dat vind ik kenmerkend in dit evangelie. 
Jezus wil ons gebruiken. Maar het is niet ons werk, onze last, moeite of wat ook, maar het is Zijn eigen werk. Waar Hij aanwezig is wordt het onmogelijke mogelijk. 
Ze komen tot een inventarisatie, en ze komen niet verder dan vijf broden en twee vissen. 
Dat is eigenlijk niets. Dat zei ik in het begin al. 
Het is een lunchpakket, waar een beetje vent voor één maaltijd genoeg aan heeft. Wat moet je daar nu mee beginnen? Ze brengen het bij Jezus en zeggen: Heer, dat is alles wat we hebben. 
Dan geeft Jezus de opdracht de mensen in groepen in het groene gras te doen plaats nemen en te beginnen te delen. Vijf broden en twee vissen.
En dan gebeurt het: het wonder! De mensen aten en ze werden allemaal verzadigd. 
En ze hielden manden, korven vol brokken met brood en vis over.
Dat is het verhaal.
En je vraagt je af: wat gebeurt daar nu eigenlijk?
Wat is hierin het wonder?
Ik moet u zeggen dat de sleutel voor het verstaan van dit verhaal mij in handen gelegd is door mijn verblijf in Chili, waar ik een tijdje zendingswerker ben geweest. 
Daar was ik werkzaam in de opbouw van een kleine christelijke basisgemeente, in een van de krottenwijken van Santiago. (Pendeloden?) 
De mensen waren heel arm, ze wisten vaak niet hoe ze rond moesten komen met het weinige dat ze hadden, en de laatste tijd hadden we bijbelkringen, van week tot week in de samenkomsten, en dat was een kleine kring, interactief. En toen zei iemand: 'Ik zie ineens wat hier aan de hand is. Het wonder is niet zozeer dat hier broden worden vermenigvuldigd, maar je moet eens opletten wat er gebeurt als je bereid bent om te delen. 
Dan vermenigvuldigt het.' 
Het was zoiets bijzonders om dat niet alleen rationeel te horen, en op een rij te krijgen, maar om het mee te maken. Dat gebeurde dan ook. Dat was de ervaring van de mensen in die arme krottenwijk. Het weinige dat men bezat bracht men bij de Heer, in Zijn tegenwoordigheid, en Hij zorgde er op een of andere wonderlijke manier voor, als ze het deelden, dat er genoeg was. 
Delen wordt vermenigvuldigen. 
Breken met de wetmatigheden, de logica van de markt. 
En daarmee zeg je wat, ook in deze tijd van economische crisis. 
De economisering van het leven is ongelooflijk ver voortgeschreden. 
Vaak denken wij niet anders dan in termen van kopen en geld. Van begroting, wat is mogelijk? Ook in de kerken en allerlei projecten, zullen we beginnen we met een begroting, en zeggen we: dit hebben we, dát kan, dat kan dus niet. 
Dat is de zaken, vanuit het koninkrijk van God gezien, op zijn kop zetten. 
Jezus draait het om. Hij denkt niet in termen van winst en groei en mogelijkheden, van markt niet, zoals de discipelen, de leerlingen wél doen, ze calculeren, ze kijken: wat hebben we? 
Maar Jezus zegt: Breng het bij Mij, en laat het gedeeld worden in Mijn Naam, en je zult zien dat er genoeg is. 
Het wonder van het delen van het brood. 

Een tijdje geleden was ik in Spanje, (wij zitten samen in het bestuur van de Stichting het Evangelie in Spanje), en maakte een synodevergadering mee van de Spaanse Evangelische Kerk, een klein kerkje, dat alle moeite moet doen om te overleven, en om in het nieuwe Spanje een weg te vinden waarin het getuigenis van Jezus Christus klinkt en mensen werft, en relevant is in de samenleving… en die kerk lijkt ten onder te gaan, denk je soms.
En juist in die situatie, met lege handen, vijf broden, twee visjes, was er en predikant die een lezing hield, of een preek, dat weet ik niet meer precies, die ging uit van dít gedeelte.
Hij zei: we houden nu op met de dingen doen in eigen kracht en eigen mogelijkheden, en we brengen het weinige dat we hebben, en wat we niet hebben, bij de Heer. En we zeggen: Hij moet het dan maar doen, en we laten het los. We delen, en Hij zal vermenigvuldigen. 
Dat gaf zo'n ontkramping, zo'n nieuwe verwachting, zo'n andere grondhouding, die ook nieuwe energie geeft, die een ander perspectief geeft, die mensen ook overtuigend in de samenleving doet staan. Het bleek, kortom, een keerpunt in het bestaan van de kerk. 
Zó in de dienst van de Heer staan, in Zijn werk, dat biedt hoop en perspectief. 
En misschien kennen we dat ook wel uit ons eigen leven, eigen, kleine leven: met alles wat je uit handen valt, wat stuk valt, waar je tekort schiet… dat uiteindelijk loslaten en bij de Here Jezus brengen, en zeggen: Here God, hier is het, ik kan het niet en ik heb het niet.
En Hij, Hij zorgt dat er genoeg is, waar we het van Hem verwachten. 
Daar staat Jezus dan op die woeste plaats, in de woestijn, temidden van groepen mensen op het groene gras. Je ziet dat voor je, allerlei associaties dringen zich aan je op, je denkt aan de woestijn waar Israël doortrok, en waar je elke dag opnieuw wonderlijk genoeg het manna kon oprapen, genoeg voor iedereen, je denkt aan psalm 23, de psalm die we zo even gezongen hebben, aan dat neerliggen in grazige weiden, aan die zeer stille wateren. 
Ik denk dan ook aan een prachtig, vroegchristelijk mozaïek uit de vijfde eeuw na Christus, dat ergens in een kerkgebouw in Ravenna in Italië is aangebracht.
En op dat mozaïek zie je het tafereel afgebeeld, zoals het is afgebeeld in ons avondmaalsbrood, vijf broden, twee vissen. 
Jezus staat er, en aan weerszijden vijf broden en twee vissen. 

Maar toen ik iets nauwkeuriger keek, viel het ineens op, dat er één brood ontbrak. 
De eerste gedachte is dan: dat is een fout, dat is een vergissing, of er is er eentje afgevallen, tot je je opeens realiseert: dit is heel bewust door de schepper van dit kunstwerk aangebracht. Jezus Zelf is het vijfde Brood. 
Jezus, die staat, ook temidden van Zijn gemeente vandaag, die opkijkt naar de hemel, het zegengebed uitspreekt, de broden zegent, ze uitdeelt aan Zijn leerlingen, om het te delen. 
Jezus, die gezegd heeft: Ik ben het Brood van het leven. Neemt en eet. 
Ik ben gekomen, opdat jullie door Mij overvloed zouden hebben. Waar Ik zou delen, en anderen daarin zouden meedelen. 
Dat heeft een van onze beste dichters, Ad den Besten, ook verstaan toen hij heeft geschreven: 
Gij, Christus, zijt het brood van God gegeven,
de spijze van de eeuwigheid;
Gij zijt genoeg om van te leven
voor iedereen en voor altijd.
Amen.

Gezang 75: 1, 2,3

Gij zijt het brood van God gegeven,
de spijze van de eeuwigheid;
Gij zijt genoeg om van te leven
voor iedereen en voor altijd.
Gij voedt ons nog, o hemels brood,
met leven midden in de dood.
 
O Christus, ons van God gegeven,
Gij tot in alle eeuwigheid
de weg, de waarheid en het leven,
Gij zijt de zin van alle tijd.
Vervul van dit geheimenis
uw kerk die in de wereld is.

 

Credo: (de gemeente staat op)  

de gemeente gaat zitten
.

Voorbeden

Voor de kerk...

zo bidden wij:

zo bidden wij:

zo bidden wij:

zo bidden wij:

zo bidden wij:


Inz
ameling van de gaven voor een diaconaal doel
. (terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens de inzameling)

Voorg: Dankgebed.   
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en deze wijn,  die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente. Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.  

Gemeente:        Amen.

Dankzegging:  (de gemeente gaat staan)  


allen:

Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,  
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,  
die Gij geroepen en gezonden hebt,  
om ons te dienen en te verlichten,   
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,  
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,  
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn  
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.  
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens  
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -  

wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.  


Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd  
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.  

Hij heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,  

Zijn almachtige Vader.  
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken  
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:  

“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.  
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”  

Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:  

“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,  
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn gedachtenis.”  

allen:


Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God, 
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.

Zend Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,  

en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan

en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,  
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.

Voeg ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief waren, en die we moesten verliezen... met de heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk, genodigd aan Uw maaltijd.  
Gem.: Amen.
 
 

Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
De gemeente vormt een kring.

V: Wenst elkaar de vrede

Men brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:  

Communie    waarna de diaken zegt: ‘Ga in de vrede van de Heer’.  
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten. 

Gedicht   

Jy is my herder, van Cas Vos.

Jy is my lam en my herder,
bij jou kom my kloppende hart tot rus.
Jy lê my neer onder groen bome
en skep vir my 'n hand vol drome.
Jy bring my op die regte spore
met jou naam soos 'n klok in my ore.
Al struikel ek in 'n donker dal
sal ek in die strik van skrik niet trap nie:
want jy is by my soos heuning in 'n korf.
Jou sagte borste is my troos
jou arms my stok en my staf.
Aan jou tafel lek ek my lipp af
my beker loop oor van jou liefde
al die dae van my lewe.
En ek sal jou voete met olie salf
tot my vingers kromtrek van jare.

Vg: Laten wij bidden:  
Voorg: Gij draagt en voedt de wereld dag aan dag, 
en dieper dan wij durven vermoeden zijt Gij aanwezig, overal waar wij gaan.  
Wij danken U voor die aanwezigheid, die zo verborgen en kwetsbaar, 
zo trouw en daadwerkelijk  is.  
Wij geloven daarin en wij leven van U, 
zoals wij leven van het brood, zoals wij hongeren en dorsten naar gerechtigheid.  

Gem.: Amen.

Allen gaan staan:

Gezang 48: 1, 2, 4 en 6

Geheiligd zij uw naam, o Heer,
bewaar ons door de rechte leer,
en maak ons doen en laten rein,
dat wij U niet tot schande zijn.
Breng Gij weer thuis te rechter tijd
het arme volk dat wordt misleid.

Als in de hemel hoog en klaar
zo zij op aarde openbaar
uw wil die heilig is en goed.
Neem in bezit ons vlees en bloed,
en maak ons, Heer, in lief en leed
gehoorzaam, tot uw wil gereed.

Vergeef o Vader onze schuld,
zodat weer blijdschap ons vervult;
gelijk wij van hun schuld ontslaan
al wie ons hebben kwaad gedaan.
Maak zo uw vrede openbaar.
U dienend dienen wij elkaar.

Zegen:
 “Moge de HEER u zegenen en u beschermen, 
moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, 
moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.”.  (Numeri 6:24-26 NBV)

 

Hierna luisteren we zittend naar de muziek.

En er is koffie.